Regelbrij nekt medisch onderzoek
Er hangen donkere wolken boven het medisch-wetenschappelijk onderzoek in Nederland. Onderzoekers zijn somber over de toekomst van hun vak in Nederland en West-Europa. Een verstikkende regelbrij in combinatie met financiële krapte en het weglekken van geld naar het buitenland zijn de belangrijkste oorzaken van een gebrek aan toekomstperspectief.
Dat blijkt uit onderzoek van TNS NIPO waarvan de resultaten woensdag zijn gepresenteerd in Den Haag tijdens het vijfde Europese Clingendael gezondheidsforum. Medisch-wetenschappelijke onderzoekers zijn enthousiast over hun vak, zo blijkt uit het onderzoek. Als ze opnieuw een vak zouden moeten kiezen, maakt een grote meerderheid deze keuze opnieuw. Ze zouden dan echter Nederland achter zich laten en kiezen voor een carrière in het buitenland.
De onderzoekers noemen de sterke uitbreiding van het aantal regels als een van de hoofdoorzaken van hun frustraties. In de afgelopen vijf jaar is de tijd verdubbeld die moet worden besteed aan regelgeving. De wetenschappers zeggen te beseffen dat regels nodig zijn, maar vinden tegelijk dat de overheid is doorgeschoten.
Volgens prof. dr. J. W. Coebergh, voorzitter van de Federatie van Medisch Wetenschappelijke Verenigingen, moeten onderzoekers te veel tijd steken in vergaderingen en het invullen van stapels paperassen. Jonge onderzoekers haken daarop af.
Volgens de onderzoekers steekt de farmaceutische industrie het meeste geld in studies naar de veiligheid en werkzaamheid van geneesmiddelen. Tweede financier is de Europese Unie. Er bestaat vrees dat veel fondsen in de toekomst zullen wegvloeien naar de Verenigde Staten en het Verre Oosten. Er is nu al sprake van een weglekproces, signaleren senioronderzoekers, die het beste in staat zijn de situatie van vroeger te vergelijken met de gang van zaken in het heden.
De overheid vindt dat medicijnen voor zeer zeldzame ziekten -zogeheten weesgeneesmiddelen- prioriteit verdienen. De wetenschappers zijn het hier echter niet mee eens. Zij vinden het belangrijker dat er meer wordt geïnvesteerd in onderzoek naar nieuwe behandelmogelijkheden voor chronische ziekten die nu nog niet zijn te genezen. Als voorbeelden noemen zij aandoeningen als alzheimer en diabetes in de westerse wereld en tuberculose en malaria in ontwikkelingslanden.