Gemeenten huisvesten nog niet genoeg statushouders
Het lukt gemeenten vooralsnog niet om de achterstanden die er zijn bij het huisvesten van statushouders in te lopen. Vorig jaar werd afgesproken dat gemeenten in de eerste helft van 2022 niet alleen 10.000 statushouders van een woning moesten voorzien, maar ook de opgelopen achterstand van 3728 mensen met een verblijfsvergunning zouden inlopen. Maar in de eerste drie maanden van het jaar is er maar voor 5458 statushouders een woning gevonden. Het kabinet roept gemeenten op om de komende tijd meer sociale woningen toe te kennen aan onder andere statushouders.
Dat blijkt uit een brief die het ministerie van Justitie en Veiligheid heeft gestuurd aan burgemeesters en wethouders, gedeputeerden en commissarissen van de koning. „Van januari tot en maart zijn circa 1400 vergunninghouders minder gehuisvest dan nodig is”, schrijven minister Hugo de Jonge (Volkshuisvesting) en staatssecretaris Eric van der Burg (Asiel).
De bewindslieden roepen de gemeenten op om de komende tijd „scherpe keuzes” te maken. „We vragen u de komende weken een groter aandeel van de vrijkomende woningen uit de sociale woningvoorraad toe te wijzen aan vergunninghouders, andere aandachtsgroepen en spoedzoekers”, schrijven ze. Daarover kunnen gemeenten afspraken maken met corporaties. Die krijgen maandelijks informatie over voor hoeveel mensen er per gemeente nog een plek moet worden gevonden.
Doordat er te weinig mensen met een verblijfsvergunning doorstromen naar een normale woning, loopt de asielketen vast. Ruim 13.000 statushouders verblijven momenteel in een asielzoekerscentrum. „Omdat zoals genoemd ook de instroom van nieuwe asielzoekers niet afneemt en het COA meerdere locaties voor noodopvang moest sluiten, staat het COA het water aan de lippen”, schrijven de bewindslieden.