Nieuwe wet hindert opsporingspraktijk niet
De Wet Bijzondere Opsporingsbevoegdheden (Wet BOB) leidt niet tot grote problemen bij de opsporing van zware criminaliteit. Op sommige punten bestaat bij opsporingsdiensten nog wel onduidelijkheid over de regels.
Soms leidt dat tot terughoudend gebruik van informanten of grijpt men eerder in bij drugstransporten. Dat is niet altijd gunstig voor het onderzoek. Bovendien leiden de procedures tot veel administratieve rompslomp.
Dat bleek dinsdag uit een evaluatie van de Wet BOB, die in 2000 van kracht werd, en regels stelt omtrent speciale opsporingsbevoegheden zoals observatie en infiltratie. De wet moest de opsporing effectiever maken, de transparantie van de gebruikte methoden vergroten zodat die beter zijn te controleren.
Aanleiding voor de Wet BOB waren de bevindingen van de commissie–Van Traa om ondoorzichtige opsporingsmethoden in te dammen. Het Wetenschappelijk Onderzoek– en Documentatiecentrum voerde het onderzoek uit in opdracht van het ministerie van Justitie.