Het einde van een tijdperk in Frankrijk
Bijna 56 procent van de Fransen stemde zondag op een presidentskandidaat die zich ophoudt aan de flanken van het politieke spectrum. Het is de optelsom van de uitslagen van de uiterst rechtse kandidaten Marine Le Pen en Éric Zemmour, de uiterst linkse kandidaat Jean-Luc Mélenchon en onder anderen de communistische en trotskistische kandidaten. Het opmerkelijke resultaat was voer voor de nodige verbazing en analyses.
Minder aandacht kreeg de zeker zo opmerkelijke keerzijde van dezelfde medaille: de totale marginalisering van de traditionele partijen. De afgang van de Socialistische Partij (PS), die in 2012 nog een president leverde, is compleet. Presidentskandidaat Anne Hidalgo, burgemeester van Parijs, haalde een krappe 1,8 procent van de stemmen, nog minder dan bijvoorbeeld de communistische kandidaat Fabien Roussel (2,3). Valérie Pécresse van de Republikeinen, de partij van oud-president Nicolas Sarkozy, bleef steken op 4,8 procent van de stemmen.
De neergang van de Socialistische Partij tekende zich al scherp af bij de presidentsverkiezingen van 2017, toen de socialistische kandidaat slechts 6,4 procent behaalde. De beoogde president van de Republikeinen, François Fillon, haalde toen echter nog 20 procent en was daarmee goed voor een derde positie. De electorale dreun van dit jaar kwam voor de Republikeinen extra hard aan omdat in Frankrijk de regel geldt dat een kandidaat de campagne-uitgaven krijgt terugbetaald uit de staatskas als hij of zij ten minste 5 procent van de stemmen haalt. Pécresse en de partij kregen daarmee ook nog een forse financiële trap na.
De teloorgang van socialisten en Republikeinen betekent niet minder dan het einde van een tijdperk. De Franse politiek van na de Tweede Wereldoorlog werd in hoge mate door politici van deze partijen vormgegeven. Duidelijk is dat president Emmanuel Macron –telg van de Socialistische Partij– met zijn doorbraakbeweging La République en Marche in belangrijke mate heeft bijgedragen aan de vrije val van de traditionele partijen. Hij haalde kader uit beide partijen over zich bij zijn „noch linkse, noch rechtse” beweging aan te sluiten.
De overstap van ten minste een goed deel van de traditionele Republikeinse kiezers naar Macron is aannemelijk. Uit een Ipsos-onderzoek uit 2018 blijkt dat twee derde van de rechts-georiënteerde kiezers Macron op de schaal links-rechts eerder op rechts dan op links plaatsen. Een tactische stem op Macron is dus alleszins voorstelbaar. Daarnaast is er een duidelijke aantrekkingskracht van Le Pen en Zemmour: een deel van de Republikeinen schurkt tegen uiterst rechts aan.
De grootste vraag is nu uiteraard wat kiezers in de tweede ronde van de presidentsverkiezingen gaan doen, als Macron en Le Pen tegenover staan. Beiden staan voor de opdracht kiezers van andere kandidaten aan zich te binden, maar zeker ook degenen die thuisbleven of dat op 24 april van plan zijn. Niet alleen de kiezers, maar ook de thuisblijvers kunnen namelijk cruciaal zijn voor wie er uiteindelijk met de winst van doorgaat. Als veel linkse kiezers het voor gezien houden, is dat bijvoorbeeld nadelig voor Macron. In korte tijd moeten beide kandidaten dus op veel borden tegelijk schaken.