Beleggers in Azië schrikken niet van hoge Amerikaanse inflatie
Beleggers in Azië lieten zich woensdag niet van de wijs brengen door de flink opgelopen inflatie in de Verenigde Staten. De graadmeter voor het prijspeil in ’s werelds grootste economie heeft het hoogste niveau bereikt sinds 1981. Normaal zou dit soort nieuws een reden zijn voor dalende beurskoersen, maar de graadmeters op de aandelenmarkten in Azië toonden overwegend plussen.
Een analist bij City Index legt uit dat beleggers de laatste tijd gewend zijn geraakt aan berichten over een hoge inflatie. Volgens hem is het feit dat de prijzen gestegen zijn daarom eigenlijk geen nieuws meer. De focus van beleggers zou zijn verschoven naar de mogelijke duur van de hoge inflatie. „We hebben goede hoop dat dit is waar de inflatie zal pieken”, verduidelijkt een deskundige bij Allspring Global Investments.
Na een vrij rustige sessie waarin de aandacht vooral lag bij de inflatie, is de toonaangevende Nikkei-index in Tokio 1,9 procent hoger gesloten op 26.843,49 punten. De beurs in Hongkong won tussentijds 0,6 procent, terwijl de graadmeter in Seoul 1,8 procent steeg. De markten in Shanghai en Shenzhen onttrokken zich aan de algehele stemming en gingen tot 0,3 procent omlaag. Grote Chinese steden kampen nog altijd met zware coronalockdowns. Die zijn ingesteld om een nieuwe golf aan besmettingen te beteugelen, maar drukken flink op de lokale bedrijvigheid.
Consumenten in de Verenigde Staten waren in maart 8,5 procent meer kwijt aan producten en diensten dan een jaar eerder. Wall Street leek dinsdag in eerste instantie niet erg onder de indruk van het nieuwe inflatiecijfer aangezien het geschetste beeld grotendeels in lijn was met de prijsstijging die economen hadden verwacht. Maar stijgende olieprijzen wakkerden in New York de vrees weer aan dat de inflatie mogelijk nog niet op zijn hoogtepunt is.