Rechtvaardiging en heiliging allebei vast in Christus
De Reformatie zette de rechtvaardiging van de goddeloze centraal. Dat is enorm bevrijdend. Ook al ben en blijf ik in mijzelf een goddeloze, toch ziet God mij in Christus aan als rechtvaardig.
Deze rechtvaardiging heeft het karakter van toerekening. Ik ben niet rechtvaardig en ik word het ook niet, ook niet een beetje. Het beslissende is: in Christus.
Genade is niet ‘iets’. Je wordt er ook niet iemand mee. Het is de aanneming tot een kind van God. Niet doordat ik mezelf goed voorgesorteerd heb bij God, maar als goddeloze.
Een gelovige is niets anders dan een vrijgesproken zondaar. De kennis van de zonde is niet een aanloop, laat staan een voorwaarde, voor de rechtvaardiging: die kennis is juist de vrucht ervan.
Goedkoop
Is dit alles niet goedkoop? Dat is Kohlbrugge verweten: hij zou de heiliging tekortdoen. En ook Paulus had al met die tegenwerping te maken: „Zullen we maar in de zonde blijven liggen? Dan kan God ons des te meer Zijn genade geven!” (Romeinen 6:1). Maar wie zo denkt, kent Christus niet.
Als Christus rechtvaardigt, heiligt Hij ook. Calvijn spreekt niet voor niets steeds over de ”duplex gratia”: de éne genade is dubbel van aard; ze omvat gerechtigheid én heiligheid.
Rechtvaardiging zonder heiliging bestaat niet. Wij worden gerechtvaardigd zonder goede werken, maar die rechtvaardiging kan nooit zonder goede werken blijven.
Volheid
Soms meent men dat de heiliging van het leven tekortkomt in reformatorische prediking. De verzuchting is dan: het gaat alsmaar over de zonde en de vergeving, maar wanneer horen wij nu eens iets over de vernieuwing en over het concrete leven door de Geest?
Om daar als predikant adequaat op te kunnen reageren, moet je goed weten waar je staat in de wirwar van vragen die onderhuids meespelen. Naar mijn inzicht helpt het niet om extra nadruk te leggen op de navolging van Jezus, tenminste niet wanneer dat ten koste gaat van de prediking van het kruis. Eerder zou ik willen aanbevelen om met meer aandrang Christus te verkondigen in al Zijn volheid.
Geloofslogica
De gerechtigheid en de heiligheid van Christus worden ons eigen door het geloof. Het geloof is niet een substantie, niet een ‘ding’. Het is een relatie. Het is betrokkenheid op Christus. Het is de band van liefde met Hem.
Dat werkt de Heilige Geest. Hij maakt ons één met Christus. „Zo leef ik niet meer, maar Christus leeft in mij” (Galaten 2:20). Alles wat van Hem is, wordt nu op mijn naam gezet: Zijn gerechtigheid en Zijn heiligheid. Zelfs Zijn heerlijkheid. En alles wat van mij is, komt op Zijn naam: al mijn zonde, onreinheid, onheiligheid.
Het is de ‘logica’ van het geloof om de dingen zo te bezien. In Christus –en ook alleen in Hem!– zijn wij dood voor de zonde en levend voor God.
Doop
Het is een misvatting dat de nadruk op de rechtvaardiging ertoe zou leiden dat de heiliging er bekaaid van afkomt. Want als de gemeente leert om te leven uit haar doop, dan leert ze om met die logica van het geloof te leven. Met Christus begraven door de doop in de dood, met Christus opgewekt tot de heerlijkheid van de Vader en daarom wandelen in een nieuw leven (Romeinen 6:4).
Als je door het geloof leeft, in Christus, is het onmogelijk dat je zonder heiliging leeft, zonder goede werken, zonder vruchten. Want het geloof werkt door de liefde.
Dankbaarheid
Ook in de Heidelbergse Catechismus (HC) komt het leven van de heiliging voluit tot zijn recht. Het grootste hoofdstuk is dat van de dankbaarheid. In dat hoofdstuk komt de heiliging ter sprake. Wij worden uit genade gerechtvaardigd, om niet (zonder goede werken).
De genade van God is wel een werkzame kracht. Genade doortrekt je leven, en wel op zo’n manier, dat wij de oude mens doden en gaan leven in een nieuw leven in gehoorzaamheid aan Christus. We gaan leren om met heel onze levenshouding en levenswandel God te danken voor Zijn verlossing.
Dit moet wel goed verstaan worden. Deze dankbaarheid is niet een tegenprestatie van onze kant. Het is eerder de doorwerking van Gods genade. Het is het resultaat van het werk van Christus in ons. Hij doet namelijk geen half werk. Nadat Hij ons met Zijn bloed heeft gekocht en bevrijd, vernieuwt Hij ons ook door de Heilige Geest tot Zijn beeld (HC 86).
Dat brengt een verandering teweeg die levenslang duurt en tegelijk toch nog maar een klein begin is van wat eenmaal realiteit zal zijn (HC 114).
Concreet
De heiliging van het leven, het wandelen met God, het leven in de vreze des Heeren het leven door de Geest –of hoe je het ook wilt noemen– mag en moet dus voluit aan de orde komen als het doorwerkende en heiligende werk van de Heilige Geest. Als we daarbij maar steeds bedenken dat de Heilige Geest de gelovigen aansluit op de bron: Christus. Op het vlak van de heiliging mag de preek ook best concreet worden. De navolging van Jezus bestaat immers uit het kruisdragen, het gebed en het verlangen om de goede en welbehaaglijke wil van God te doen (Romeinen 12:1-2).
Wat wil God? Dat horen wij uit de Thora. De Heilige Geest schrijft de wet in ons hart. Navolging van Jezus wordt concreet in het gehoorzamen van de Tien Geboden.
De Decaloog krijgt dan ook nadrukkelijk een plaats in het derde deel van de Heidelbergse Catechismus. Wie bijvoorbeeld preekt uit het Bijbelboek Spreuken of Jakobus, moet oppassen niet te blijven hangen in moralisme. Ook in een dergelijke preek verkondigen wij Christus en de vergeving van de zonden in en door Hem!
Tegelijkertijd mag de concrete toespitsing natuurlijk niet ontbreken. Wij weten immers dat de Heere niets anders van ons vraagt dan recht te doen aan wees en weduwe, gerechtigheid lief te hebben, elkaar te verdragen en te vergeven en elkaar lief te hebben. Dat is heel concreet.
Niemand uitgesloten
Tot slot heeft dit alles ook een missionaire betekenis. Want het geloof in God –Die goddelozen rechtvaardigt om niet, alleen door Christus– veroorzaakt in de gemeente een ruim hart voor iedereen. Een beetje huiselijk gezegd: je mag komen zoals je bent. Niemand wordt op voorhand uitgesloten.
”Simul iustus, simul peccator”: tegelijk rechtvaardig, tegelijk zondaar. Als je gerechtvaardigd bent uit het geloof, kun je nooit meer op een ander neerkijken.
De auteur is voorzitter van de Gereformeerde Bond. Dit artikel is een samenvatting van een lezing die de auteur hield op 29 maart voor de kring van predikanten in het noorden.