Von der Leyen deed Kiev een loze belofte
Oekraïne moet geholpen worden in de strijd tegen de wrede agressor Rusland. Daarover is bijna iedereen in de westerse wereld het wel eens.
De spannende vraag is echter: Hoe moet de steun worden verleend? Natuurlijk zijn warme woorden aangenaam, maar de Oekraïense president Zelenski heeft al diverse keren duidelijk gemaakt daar weinig behoefte aan te hebben. Hij wil geen woorden, maar daden.
Heel lang was het een grote wens van Kiev om toe te mogen treden tot de NAVO, net zoals Estland, Letland en Litouwen, de vroegere satellietstaten van de Sovjet-Unie. Die wens èn de voorzichtige, maar onduidelijke reactie van de NAVO is een van de redenen geweest voor Poetin voor de inval in Oekraïne. Inmiddels heeft Zelenski duidelijk gemaakt af te zien van de wens om lid te worden het westers bondgenootschap.
Tegelijk dringt Kiev er bij de NAVO op aan meer hulp te bieden in de oorlog met Rusland. Hij wil bijvoorbeeld dat het bondgenootschap een no-flyzone instelt. Daar voelt de NAVO echter niets voor. Het bewaken daarvan zou feitelijk toch betekenen dat ze de oorlog wordt ingezogen. Daarbij speelt niet alleen angst voor een verdere escalatie van het conflict een rol; een dergelijk actie overstijgt ook de regels van het verdrag. Dat stelt dat het bondgenootschap overgaat tot militair ingrijpen als één lid van het samenwerkingsverband wordt aangevallen. En de harde conclusie is: Oekraïne is geen lid, dus actief militair ingrijpen is niet aan de orde.
Wel willen de diverse NAVO-partners Oekraïne steunen met wapens, munitie en hulpgoederen. Daarmee kiezen ze feitelijk de kant van Kiev, maar kunnen ze formeel volhouden buiten de strijd te staan. Dat wringt, maar is feitelijk het maximale dat er nu binnen de grenzen van de NAVO-afspraken kan worden gedaan.
Toch wil Kiev meer. En dat is begrijpelijk, maar ligt wel erg lastig. Wat kan het Westen verder bieden? Die vraag geeft in Washington en in de Europese hoofdsteden een ongemakkelijk gevoel. Zeker als men kennisneemt van de wreedheden die onder de Oekraïense burgerbevolking zijn begaan.
De voorzitter van de Europese Commissie, Ursula von der Leyen, deed tijdens haar bezoek aan Oekraïne de toezegging zich in te spannen voor versnelde toelating van Kiev als kandidaat-lid van de EU. Emotioneel is zo’n belofte te begrijpen. Wie zou niet bereid zijn om het geteisterde land perspectief te bieden? Politiek is zo’n belofte echter onverstandig. In de praktijk is ze namelijk een lege dop.
Allereerst telt dat Von der Leyen niets te zeggen heeft over het toelaten van nieuwe kandidaat-leden. Dat is een zaak van de 27 lidstaten. Zij moeten unaniem akkoord gaan. Dat is bepaalde nog geen gelopen race. Daar zitten veel haken en ogen aan. En zelfs al zou er in principe bij alle leden daartoe de bereidheid zijn, dan nog vergt het hele proces geen maanden, maar jaren. Von der Leyen heeft geprobeerd Oekraïne perspectief te bieden, maar ze bood een fata morgana.