Tekort beroepskrachten in PKN verwacht
De Protestantse Kerk in Nederland (PKN) krijgt de komende jaren „hoogstwaarschijnlijk” te maken met een tekort aan beschikbare beroepskrachten. Het betreft zowel predikanten als kerkelijk werkers.
Dat staat in het donderdag verschenen rapport ”Geroepen om te dienen. Een onderzoek naar kerkelijk werkers en predikanten in de kerk”, dat de generale synode van de PKN later deze maand bespreekt.
In de PKN zijn naar schatting 689 aanstellingen voor kerkelijk werkers in plaatselijke gemeenten. Het totaal aantal kerkelijk werkers is niet bekend. Waarschijnlijk zijn het er minder dan 689, omdat kerkelijk werkers geregeld meerdere parttime aanstellingen hebben, aldus het rapport. Het aantal bovenwijkse kerkelijk werkers, die onder een algemene kerkenraad werken, wordt geschat op 105.
Uit het onderzoek blijkt dat drie op de tien gemeenten een of meer kerkelijke werkers in dienst hebben. Ongeveer de helft van de kerkelijk werkers is werkzaam in het pastoraat, namelijk als ouderenpastor of voor algemeen pastoraal werk. Anderen zijn onder meer actief in het jeugdwerk of diaconaal werk.
Bij 85 procent van de gemeenten gaan kerkelijk werkers ook voor in diensten. Bij 43 procent van de gemeenten met een kerkelijk werker hebben een of meer kerkelijk werkers bevoegdheid om sacramenten te bedienen.
Gemeenten nemen vooral kerkelijk werkers aan vanwege „behoefte aan meer menskracht en expertise”, maar ook financiën zijn een belangrijke reden voor een aanstelling, aldus de onderzoekers. Dat laatste geldt vooral bij kleine gemeenten.
De komende jaren neemt zowel het aantal predikanten als het aantal kerkelijk werkers af, aldus het rapport. Het aantal gemeentepredikanten daalt naar verwachting van 1506 begin 2021 tot 940 in 2030 (38 procent). Het aantal aanstellingen voor kerkelijk werkers in plaatselijke gemeenten daalt volgens de prognose tussen 2021 en 2030 naar 540 (21 procent).
Het aantal kerkelijk werkers en gemeentepredikanten neemt naar verwachting sneller af dan het aantal wijkgemeenten. De onderzoekers concluderen dan ook dat de PKN de komende jaren „hoogstwaarschijnlijk” te maken krijgt met een tekort aan beschikbare beroepskrachten.
Ouderling
Op basis van een serie gesprekken met kerkelijk werkers, predikanten en kerkenraadsleden concluderen de onderzoekers dat er nogal wat verschillen zijn tussen gemeenten. Zo is een deel van de kerkelijk werkers bevestigd als ouderling. Sommigen zijn in de ene gemeente wel ouderling en in de andere niet.
De vraag is, aldus de onderzoekers, of het ambt van ouderling hen past. „Ze worden immers vaak gezien als, of in ieder geval vergeleken met, de dominee. De term ”pastor” wordt positief ontvangen. Kerkelijk werkers zouden dit een betere aanspreektitel vinden dan ”kerkelijk werker”.”
Veel kerkelijk werkers ervaren hun positie als „kwetsbaar.” Dat heeft zowel te maken met hun rechtspositie –ze werken vaak met tijdelijke contracten– als „het gebrek aan erkenning.”
Preekconsent
De regeling voor het preekconsent, die nu gekoppeld is aan de werkplek, zou moeten veranderen. Kerkelijk werkers melden dat ze daardoor in de ene gemeente wel en in de andere gemeente niet voorgaan, zonder dat er „een goede inhoudelijke reden” voor lijkt te zijn. „Ze moeten regelmatig een nieuw consent vragen, sowieso om de vier jaar, maar ook als ze ergens anders gaan werken.”
Ook ervaren ze „druk uit gemeenten” om voor te gaan zonder preekconsent. „Een landelijk geldend preekconsent wordt verschillende keren genoemd als een gewenste uitkomst.”
Als het om de samenwerking met predikanten gaat, geven kerkelijk werkers aan „dat ze in een systeem werken waar iemand met een vergelijkbare functie een veel sterkere positie heeft. Zij ervaren gebrek aan erkenning, zowel van hun werk als van hun roeping.”
Kerkelijk werkers voelen zich „minder goed behandeld” dan predikanten, terwijl ze vaak hetzelfde soort werk doen. „Op dit punt zit onder de oppervlakte veel emotie”, concluderen de onderzoekers. Als belangrijke voorwaarde voor een goede samenwerking wordt onder meer genoemd dat predikanten en kerkelijk werkers „één team” vormen en ook dat er sprake is van „wederzijdse erkenning van elkaars gaven en talenten.”
Het onderzoek staat op de agenda van de generale synode van de PKN op 22 april.