Prof. Zondag: Kijk steeds kritisch naar interne kerkelijke rechtsgang
De burgerlijke rechter toetst bij een zaak of de kerk zich wel houdt aan het eigen statuut en of de interne rechtsgang voldoet aan bepaalde minimumvereisten. Kerken moeten dus voortdurend alert blijven.
In een bekende gelijkenis horen wij de eigenaar van de wijngaard zeggen: „Vriend, ik doe u geen onrecht; zijt gij niet met mij eens geworden voor een penning?” (Mattheüs 20:13-15) De werkers kregen „wat recht was.” Tegelijk moet worden erkend dat wat „recht” is, kan veranderen. „Recht” kent constanten, zoals het recht op leven, en variabelen, zoals de hoogte van een beloning. Wat is recht…?
Bescherming van werker
Wie de verschillende kerkelijke regelingen op het terrein van arbeidsvoorwaarden bekijkt en met elkaar vergelijkt, constateert dat er sprake is van een grote diversiteit. Bijna alle kerkgenootschappen willen niet dat het reguliere arbeidsrecht van toepassing is op kernfunctionarissen, zoals de predikant en de priester. De bevoegdheid hiertoe kan worden ontleend aan artikel 2 van boek 2 Burgerlijk Wetboek, waarin is geregeld dat kerkgenootschappen „worden geregeerd door hun eigen statuut, voor zover dit niet in strijd is met de wet.” Het statuut (de kerkorde en diverse regelingen) is als het ware een eigen ‘wetboek’ voor de kerk. Maar de eigen regels mogen niet in strijd komen met „de wet.” Wat wordt met „wet” bedoeld?
In een recent arrest (ds. Gort/NGK) heeft de Hoge Raad uitgelegd dat het gaat om het recht „dat een belang van zo fundamentele aard beschermt, dat afwijking van dat dwingend recht in de omstandigheden van het geval, ondanks de aan kerkgenootschappen toekomende inrichtingsvrijheid, niet kan worden aanvaard.” Sommige „dwingende” wetsbepalingen moeten derhalve altijd door het kerkgenootschap worden nageleefd. Behoort daartoe ook het ontslagrecht? In de zaak van ds. Gort was dat niet het geval, aldus de Hoge Raad, omdat de kerk een eigen uitgewerkte ontslagregeling kent. Ontbreekt die, dan is het maar de vraag of de kerk het reguliere ontslagrecht kan uitzonderen.
Een ander fundamenteel recht dat in principe moet worden gerespecteerd, is een grondrecht zoals het recht op privéleven. Hieruit volgt, volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, dat bijvoorbeeld een kerkorganist niet zonder meer mag worden ontslagen in geval van een echtscheiding of ongehuwd samenwonen.
Bescherming tegen werker
Wat is recht? De kerk is ook verplicht om gemeenteleden en andere betrokkenen te beschermen tegen ongewenst gedrag van de kerkelijke functionaris. De kerk kan op verschillende gronden aansprakelijk zijn voor schade die door haar eigen functionarissen, onder wie vrijwilligers, aan anderen wordt toegebracht. Dat moet worden gerealiseerd bij het organiseren van een verkoping of gemeentedag. Is er bijvoorbeeld nagedacht over de elektriciteitskabels op de straat? Liggen er matten overheen, zodat (oude) bezoekers er niet over struikelen? En wat vinden we van de attractie waarbij kinderen en volwassenen in een open kar achter een tractor kunnen plaatsnemen? Of van de pony die een eindje verderop rondjes draaft, vlak bij een frituurkraam waarachter jonge kinderen staan te bakken? Wat zijn de gevolgen als de kar omslaat of de pony plotseling ervandoor gaat en de frietkraam omverloopt?
De kerk moet ook veilig zijn voor kwetsbaren. Naast de zogenoemde risicoaansprakelijkheid voor ongeschikten is de kerk aansprakelijk als ze niet zorgt voor een veilige omgeving. Passende maatregelen zijn nodig. In welke situaties bestaat het gevaar van seksuele intimidatie en vormen onze ambtsdragers en vrijwilligers een risico?
Ook gedragsregels zijn belangrijk. Hoe ga je als ambtsdrager of leidinggevende om met mensen die in een zekere afhankelijkheid van je staan? Wat is daarbij te beschouwen als een ongewenste intimiteit? Het is nodig dat deze gedragsregels duidelijk richting geven wanneer een relatie niet ‘kan’ en wanneer je melding moet doen van een verhouding. Kerken doen er voorts goed aan om drempels om te klagen over seksuele intimidatie te verlagen, door een vertrouwenspersoon aan te stellen en gegevens over een meldpunt beschikbaar te stellen. Dat maakt het gemakkelijker om signalen over seksuele intimidatie op te vangen en adequaat in actie te komen. Laten we steeds waken voor een ”doofpotpraktijk” waarbij wordt weggekeken.
Toetsing van besluit
Het eigen statuut omvat ook de interne kerkelijke rechtsgang. Daardoor kan de burgerlijke rechter ‘buiten de deur’ worden gehouden. Althans, dat is de bedoeling. De vormgeving van deze interne procedures verschilt per instelling en per kerkgenootschap. Zo zijn er geformaliseerde rechtsgangen in de Rooms-Katholieke Kerk en de Protestantse Kerk waarbij bezwaren en geschillen worden beoordeeld door commissies. In de gereformeerde kerken is de kerkelijke rechtspraak, als uitwerking van art. 31 DKO, voorbehouden gebleven aan de kerkelijke vergaderingen. Er komt wel wat beweging in deze geschillenbeslechting. Nog niet zo lang geleden hebben zowel de Christelijke Gereformeerde Kerken als de Gereformeerde Gemeenten een nieuwe appelregeling ingevoerd. In beide regelingen kwam aandacht voor zogenoemde voorbereidingscommissies die de behandeling van een appelschrift kunnen voorbereiden.
Het is goed dat de kerk steeds kritisch kijkt naar de eigen appelregeling. Want er is altijd de dreiging dat een klager vindt dat hij niet eerlijk behandeld is en daarom zijn zaak voorlegt aan de burgerlijke rechter. Deze rechter staat niet te trappelen om het geschil te beoordelen, maar zal het toch doen als bepaalde fundamentele normen van procesrecht niet in acht worden/zijn genomen. De burgerlijke rechter zal toetsen of de kerk zich wel houdt aan het eigen statuut en in hoeverre de interne rechtsgang voldoet aan bepaalde minimumvereisten. Bij dit laatste moet worden gedacht aan de reflexwerking van fundamentele beginselen van een behoorlijke procesorde, zoals hoor en wederhoor, motivering en onpartijdigheid. Kerken moeten dus steeds alert blijven als het gaat om het voldoen van de eigen interne procedure. Stilzitten is achteruitgaan. Het is dan goed om het ”goud uit Egypte” (elementen uit onder meer civiel procesrecht) te gebruiken voor de vormgeving van de actualisering van het eigen statuut. De Kamper kerkrechtdeskundige Bouwman schrijft in zijn magnum opus (deel 2 verscheen in 1934): „Het gaat bij dit alles om de heiligheid van Gods huis en dienst. Heiligheid is het sieraad voor het huis van de Heere, tot in lengte van dagen (Psalm 93:5). Daartoe dient ook de orde, die de kerken hebben aanvaard voor haar leven en samenleven.”
De auteur is predikant van de gereformeerde gemeente te Dordrecht. Dit artikel vat de inaugurele rede samen die hij op 5 april uitsprak tijdens de aanvaarding van zijn ambt als bijzonder hoogleraar kerk, recht en samenleving aan de TUA.