Boek cafébrand Volendam dicht
Bijna vier jaar na de dodelijke cafébrand in Volendam is er een einde gekomen aan alle procedures rond de afwikkeling van de brand.
Begin november kwamen de slachtoffers, horecabaas J. Veerman en de gemeente Edam-Volendam al tot een akkoord en maandag werd bekend dat het openbaar ministerie het hoger beroep tegen Veerman intrekt.
Vijf maanden na de brand in café De Hemel begon de rechter-commissaris op verzoek van het OM een gerechtelijk vooronderzoek. Niet alleen Veerman werd als verdachte aangemerkt, maar ook zijn toen 24-jarige dochter Laura en de toen 33-jarige bedrijfsleider, John V. De brand in de nieuwjaarsnacht van 2001 kostte veertien jongeren het leven en bijna 300 jongeren raakten gewond.
Twee commissies deden in 2001 onderzoek naar de toedracht en de afwikkeling van de cafébrand. Daaruit kwam een beeld naar voren dat in de gemeente Edam-Volendam een gedoogcultuur heerste en dat nieuwe wettelijke regels bewust niet werden uitgevoerd. Deze kritiek was voor burgemeester F. IJsselmuiden en wethouder W. Visscher aanleiding om op te stappen.
De commissie-Alders constateerde dat in café De Hemel op de avond van 31 december 2000 te veel mensen in de uitgaansgelegenheid waren, dat Jan Veerman de brandveiligheidsvoorschriften aan zijn laars had gelapt en dat de kerstversiering te laag hing en bovendien zeer brandbaar was. De korte, maar felle brand brak even na middernacht uit toen een van de aanwezigen sterretjes afstak in De Hemel waardoor de kerstversiering in brand vloog. De vele jongeren hadden moeite het pand te verlaten, omdat de nooduitgangen niet in orde waren.
Tijdens de behandeling van de rechtszaak vorig jaar juli voor de rechtbank in Haarlem eiste het openbaar ministerie de maximale straf tegen Veerman: zestien maanden onvoorwaardelijk. Hiermee wilde het OM ook een signaal afgeven aan alle horecaondernemers in Nederland, opdat zij zich niet verschuilen achter de gebrekkige controle door de gemeente. In Nederland is het vervolgen van overheden niet mogelijk als het gaat om het uitvoeren van een wettelijk aan de overheid opgelegde taak.
Het OM eiste tegen dochter Laura drie maanden en tegen bedrijfsleider John tien maanden celstraf. Alle drie zouden ze onnadenkend en nalatig hebben gehandeld. Een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf zou daarom op zijn plaats zijn. Veerman verklaarde voor de rechtbank dat niemand schuld heeft aan de cafébrand. „Niemand heeft dit gewild. Bij een ander zou hetzelfde gebeurd zijn.”
De rechtbank sprak de dochter en de bedrijfsleider vrij. Omdat ze geen leidinggevende functie hadden, mochten ze niet zelfstandig beslissingen nemen en konden ze daarom niet verantwoordelijk worden gehouden voor de gebreken in de bedrijfsvoering.
Veerman werd veroordeeld tot twaalf maanden voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf van 240 uur. Ook bepaalden de rechters dat Veerman twee jaar lang zijn beroep van horecaondernemer niet mag uitoefenen. Volgens de rechtbank was er voldoende grond om een onvoorwaardelijke celstraf op te leggen. Maar om Veerman de mogelijkheid te bieden voor alle betrokkenen tot een bevredigende afwikkeling te komen, koos het college voor een voorwaardelijke sanctie.
Het OM ging na de uitspraak van de rechtbank in de zaak van Veerman in hoger beroep, maar liet toen al doorschemeren daarvan af te zien als hij tot een schikking zou komen met de slachtoffers van de cafébrand. Dat akkoord kwam er op 1 november. Het ging hierbij niet alleen om een financiële vergoeding, enkele miljoenen euro’s, maar hij verkocht ook de horecapanden aan De Haven aan de gemeente. De komende vijftig jaar zal deze locatie geen horecabestemming krijgen. Op de plek van café De Hemel wordt een herdenkingsplaats ingericht.