Zapatero beticht Aznar van leugens
De Spaanse socialistische premier José Luis Rodriguez Zapatero heeft zijn conservatieve voorganger José Maria Aznar er maandag van beticht de Spaanse bevolking te hebben bedrogen na de aanslagen in Madrid van 11 maart.
Hij zei dat de regering-Aznar zich aan misleiding heeft schuldig gemaakt en bovendien het risico van islamitische terreur heeft vergroot door de ETA verantwoordelijk te stellen voor de aanslagen - ook nadat er bewijzen voor betrokkenheid van moslimextremisten waren gevonden.
Zapatero zei dat, terwijl de aandacht van politie en justitie al lang uitging naar moslimextremisten, de regering-Aznar de Baskische afscheidingsbeweging ETA als hoofdverdachte bleef noemen. Het was „een grote leugen”, aldus Zapatero.
Zapatero is de eerste zittende premier die door een parlementaire onderzoekscommissie wordt gehoord. Aznar werd al eerder aan de tand gevoeld. De zestien leden tellende commissie begon haar werkzaamheden in juli en heeft inmiddels ruim vijftig politie- en regeringsmedewerkers gehoord. Het is het plan deze week tot een afronding van de hoorzittingen te komen en daarna een slotrapport te schrijven.
Zapatero ontkende maandag dat zijn Socialistische Partij na de treinaanslagen, aan de vooravond van de verkiezingen, grootschalige betogingen op touw zette met de bedoeling politieke munt te slaan uit de opschudding over de aanslagen.
Zapatero wees erop dat op de middag van de aanslagen al duidelijk was dat bij de terreuracties, die 191 levens eisten, geen enkel spoor naar de ETA wees. Hij stelde dat toen al bekend was dat de terroristen niet het explosief tytadine gebruikten, het soort dynamiet dat de ETA altijd gebruikt.
Verder verwees Zapatero naar de vondst die dag van een bestelwagen die bij de aanslagen was gebruikt. In het voertuig trof de politie een bandje met koranteksten aan, waardoor het volgens Zapatero toen al duidelijk was dat radicale moslims achter de aanslagen zaten. Ook betichtte hij de regering-Aznar ervan dat ze computergegevens met informatie over de periode tussen 11 maart en de parlementsverkiezingen van 14 maart heeft zoek gemaakt.