Schröder en Balkenende sluiten speciale status Turkije uit
Premier Balkenende en de Duitse bondskanselier Schröder zijn het er over eens dat onderhandelingen tussen de Europese Unie en Turkije zullen gaan over toetreding en niet over afgezwakte varianten zoals een speciale status voor Turkije of een geprivilegieerd partnerschap. Dat bleek maandag na afloop van een gesprek tussen Balkenende, in zijn rol als voorzitter van de EU, en Schröder. De twee ontmoetten elkaar op het kantoor van Schröder in Berlijn. Balkenende is inmiddels aangekomen in Parijs voor een gesprek met de Franse president Chirac.
Tijdens een korte persconferentie na afloop van de ontmoeting in Berlijn, zei Schröder dat hij en Balkenende het eens zijn over het doel van de onderhandelingen, waarover de EU–leiders vrijdag op een top in Brussel besluiten. Dat doel is toetreding van Turkije tot de EU. „Dat wordt niet gerelativeerd", aldus Schröder. Hij verwees daarmee naar voorstellen van onder meer de christen–democratische oppositie in eigen land, van Oostenrijk en van de Franse politicus Sarkozy, die allemaal Turkije niet meer willen geven dan een variant op het volledige lidmaatschap.
Schröder en Balkenende bevestigden verder dat de EU–leiders Turkije een datum zullen geven voor het begin van de onderhandelingen. De verwachting is dat dat eind 2005 wordt. Balkenende benadrukte dat de onderhandelingen een open–einde–karakter zullen hebben. Het zal niet bij voorbaat vaststaan dat Turkije de onderhandelingen tot een goed einde brengt. Schröder herhaalde wat de Europese Commissie eerder stelde: de onderhandelingen zullen lang duren, mogelijk tien tot vijftien jaar.
Balkenende pleitte verder voor een „duurzaam besluit" op de top, die hij zelf zal voorzitten. Balkenende sloot uit dat landen nog nieuwe eisen kunnen stellen. „We moeten de zaken beheersbaar houden en in dit stadium geen nieuwe dingen toevoegen." De gesprekken die Balkenende maandag voert, en dinsdag nog in Wenen met de Oostenrijkse bondskanselier Schüssel, vormen de laatste voorbereidingen op de EU–top donderdag en vrijdag in Brussel. Binnen de EU heerst praktisch overeenstemming over de uitnodiging aan Turkije. Alleen Cyprus ligt nog dwars omdat het erkenning door Turkije eist. Oostenrijk, Frankrijk en Denemarken willen eigenlijk liever dat de EU een alternatief schetst voor volledig lidmaatschap, als de onderhandelingen fout lopen. Dat zou kunnen inhouden dat Turkije een„speciale status" of een „geprivilegieerd partnerschap" krijgt.
De Turkse premier Erdogan heeft dergelijke varianten resoluut van de hand gewezen. In een gesprek met premier Balkenende donderdag in Brussel, legde Erdogan vier eisen op tafel: de onderhandelingen moeten gaan over volledig lidmaatschap en nergens anders over; er moet een duidelijke onvoorwaardelijke datum komen voor het begin van de onderhandelingen; geen nieuwe voorwaarden bovenop de zogeheten politieke Kopenhagen–criteria voor mensenrechten, rechtsstaat en democratie; en geen overgangsmaatregelen voor het vrij verkeer van werknemers.
De twee Europese leiders die Balkenende maandag spreekt, hebben in eigen land te maken met oppositie tegen een toetreding van Turkije tot de EU. In Duitsland heeft Stoiber, leider van de oppositionele CSU al aangekondigd, dat als zijn partij samen met de CDU de verkiezingen in 2006 wint, hij er alles aan zal doen uitbreiding van de EU met Turkije te voorkomen. Schröder weigerde maandag commentaar op die uitlatingen van Stoiber.
In Frankrijk heeft Sarkozy, voorzitter van Chiracs partij UMP en gedoodverfd opvolger van Chirac, zich tegen toetreding van Turkije verklaard en gepleit voor een speciaal partnerschap met het islamitische land dat met 70 miljoen inwoners bij toetreding gelijk het op een na grootste land van de EU wordt.
Ook bij de Europese burger heerst nog twijfel over de toetreding van Turkije. Volgens de Eurobarometer is in de vijftien ’oude’ EU–landen slechts 49 procent voor verdere uitbreiding van de EU, 40 procent is tegen. In sommige landen is een meerderheid tegen verdere uitbreiding: Oostenrijk (62 procent tegen), Duitsland (57 procent), Luxemburg (54 procent), Finland (52 procent) en Frankrijk (51 procent). In de tien Oost–en Midden–Europese landen die dit jaar op 1 mei toetraden, is iets meer enthousiasme: 72 procent is voor en 14 procent is tegen.