Column (Enny de Bruijn): Zorgen om een onzekere toekomst
Onze bezorgdheid over de onzekere toekomst uit zich op allerlei manieren. Eindeloos praten over oorlog en crisis. Het nieuws mijden. Focussen op de goede dingen van het leven. Hamsteren. Of naar Polen rijden om vluchtelingen op te halen.
Zomaar een lunch in de RD-kantine, vorige week. Ik zit aan een grote tafel met zes collega’s, toevallig allemaal mannen. Iedereen eet boterhammen, en sommigen hebben zichzelf bovendien getrakteerd op soep, een kroket of een gebakken eitje.
Het gesprek gaat over de oorlog. Dat is onvermijdelijk, dezer dagen: zet zes mannen bij elkaar aan een tafel, en ze beginnen onmiddellijk de oorlogskansen te bespreken en de strategieën van de wereldleiders tegen elkaar af te wegen.
Ze weten er allemaal behoorlijk veel van, want ze hebben net ’s ochtends de krant erover volgeschreven. De feiten en de analyses vliegen over de tafel. Maar voorspellen hoe het allemaal gaat aflopen, dat kunnen ze niet – al doen ze hun best. Poetin is te grillig om te begrijpen.
Ik ben stiekem behoorlijk onder de indruk van alle deskundigheid, want zelf houd ik het nieuws over Rusland en Oekraïne veel minder goed bij – ik vind de toestand in de wereld sowieso te ingewikkeld om te doorgronden. Of het allemaal klopt of niet klopt weet ik dus niet, ik luister maar gewoon.
Misschien komt het daardoor dat ik vooral de ondertoon in het gesprek opvang: bezorgdheid. Angst voor kernwapens, zorgen over de toekomst – iedereen blijkt er wel een beetje last van te hebben, en naarmate het gesprek vordert komt dat steeds meer aan de oppervlakte.
Daarom zeg ik niet meteen nee, als de mannen ineens met elkaar besluiten dat mijn volgende column –dit stukje dus– maar over de oorlog moet gaan. Natuurlijk kán ik dat helemaal niet, een deskundige mening geven over de toestand in de wereld. Maar over bezorgdheid heb ik vaker nagedacht: dat is een gemoedstoestand die ik maar al te goed ken.
Struisvogelpolitiek
Iedereen heeft zo z’n eigen manier om met bezorgdheid om te gaan. Eindeloos erover nadenken en praten is een van die manieren. De toestand analyseren, alle mogelijke scenario’s in je hoofd afgaan, en met iedereen die je tegenkomt over je zorgen praten (want als je dat niet doet ga je er wakker van liggen). Als dat je vak is, ga je er ook over preken, of artikelen over schrijven, of filmpjes over opnemen.
Maar niet iedereen zit zo in elkaar, je hebt ook mensen die liever voor de struisvogelpolitiek gaan. Je hoort het ze regelmatig zeggen: „Ik lees de krant niet meer, ik word er zo somber van!” Of: „Nou hebben we genoeg over al die nare dingen gepraat, laten we het nou eens over wat leuks hebben.” En dat ”leuks” is dan meestal iets dichtbij huis: een kind, een huisdier, de lente, de vogels, de bloemen, een nieuwe fiets, enzovoort. Ook dat is een manier om de angst naar de achtergrond te drukken: de boze wereld buitensluiten en je leven klein en prettig en overzichtelijk houden.
En dan heb je nog de doeners. Die worden heel zenuwachtig van afwachten hoe het afloopt met een oorlog waar ze geen enkele grip op hebben. Ze willen iets dóén, en dus rijden ze acuut naar Polen om vluchtelingen op te halen, of ze gaan pakken rijst en blikken bonen inzamelen om naar Oekraïne te brengen.
Of, dat kan ook, ze beginnen meteen een eigen noodvoorraad aan te leggen van extra pakken bloem –de tarwe wordt duur!– en extra zonnebloemolie. En jodiumpillen, niet te vergeten, want als er in de toekomst ooit sprake mocht zijn van radioactieve straling moet je jodium slikken.
Mensen met verschillende copingstrategieën kunnen elkaar mateloos irriteren: heb je net een grondige beschouwing van het nieuws ten beste gegeven, compleet met een principiële visie op de gebeurtenissen, en dan zegt je vrouw: „Kijk toch eens even hoe mooi de zon vandaag ondergaat!” Of andersom: ben je net zo prettig bij een kopje koffie aan het bekijken hoe je dat nieuwe kastje in elkaar gaat zetten, en dan begint je vader eindeloos te oreren over de toestand in de wereld.
Maar eigenlijk kennen veel mensen wel iets van al die verschillende benaderingen tegelijk. Ik tenminste wel. Ik praat en schrijf graag over de dingen waarover ik me zorgen maak, maar tegelijk wil ik soms ook nergens aan denken en gewoon even van een wandeling buiten genieten. Vaak helpt het ook om iets te doen: een gift overmaken, of iemand die bang is geruststellen, of iets bijdragen aan de opvang van vluchtelingen. En, daar schaam ik me een beetje voor, ik heb óók twee extra pakken bloem en een extra fles olie gekocht.
Zou ik, als de nood aan de man komt, bereid zijn om die bloem en olie met anderen te delen? Wat als de oorlog écht dichtbij komt? Zou ik dan ook op de vlucht slaan, of vechten? Hoeveel aardappelen zou je kunnen verbouwen in de tuin van een rijtjeshuis? Hoeveel flessen water moet je in huis hebben als de waterleiding het begeeft? Hoe moeilijk is het om een allesbrandertje te installeren? En waar zou de dichtstbijzijnde schuilkelder zijn?
Dat alles bedenken neemt de zorgen natuurlijk niet weg. Bidden is beter. En dat doet me denken aan een ander lunchgesprek, met andere collega’s, een paar weken geleden. Ook toen was iedereen bezorgd. „Maar”, zei een van de collega’s, „als je weet dat God boven alles staat, dan is het minder erg.” Soms kun je dat voelen, dat het God niet uit de hand loopt, en dat geeft rust. Soms voel je het ook niet, maar dan nog is het waar.
Misschien moeten we vandaag met z’n allen dus maar het stuk uit de Bergrede lezen dat over bezorgdheid gaat: het slot van Mattheüs 6.
Enny de Bruijn is schrijver en parttime RD-redacteur