Brandhaaralarm: opmars van de eikenprocessierups
Het nieuwe seizoen voor de eikenprocessierups staat voor de deur. Rond eind maart zullen naar verwachting de eerste rupsjes uit het ei kruipen en vanaf half mei zullen de brandharen weer door de lucht vliegen. Vorig jaar viel de overlast mee. Hoe zal het nu gaan?
Na de stormen van afgelopen maand zijn ook de laatste oude nesten van de beruchte eikenprocessierups uit de boom gewaaid. Nu liggen de zachte, zakvormige bruine spinselpakketten met oude vervellingshuidjes verspreid langs eikenlanen op de grond. Naar verluid zijn de brandharen die daarin zitten nog steeds actief, maar in de praktijk veroorzaken de nesten op de grond vrijwel geen overlast. Dat wordt anders met de nieuwe generatie van deze nachtvlinderrupsen.
„Na de eerste vervelling hebben ze al hun kenmerkende kleuren”, vertelt Jurriën van Deijk, nachtvlinderspecialist bij De Vlinderstichting. „Zwarte band over de rug, lichtgrijze flanken. Na de derde vervelling, vanaf half mei, gaan ze aan de wandel door de boom, soms ook naar een andere boom, in een optocht waar ze hun naam aan danken. Tegelijk krijgen ze dan hun beruchte brandharen, slechts twee millimeter groot, verstopt tussen de ongevaarlijke lange haren. Elke rups heeft wel 700.000 brandhaartjes, die ze afschieten op belagers of die na vervelling met de wind verspreid kunnen worden.”
Jeuk
Vooral mensen die er gevoelig voor zijn, krijgen dan last van jeukende, rode bultjes op de huid. Met name in 2018 en 2019 kwamen er veel meldingen van overlast binnen. Kort daarvoor had de nachtvlinder, die vanouds in Nederland voorkomt maar jarenlang vrijwel afwezig was, na een snelle opmars de Waddenzee bereikt. Vermoedelijk werd de rups daarbij geholpen door zachte winters en droge zomers.
Na een aantal droge zomers was 2021 echter vrij nat, en dat was duidelijk te merken: veel minder meldingen van overlast. „In België waren de aantallen ook in 2020 al sterk afgenomen, maar in onze meetnetten, waarin we nachtvlinders monitoren, merkten we het toen nog niet”, geeft Van Deijk aan.
De oorzaak wordt doorgaans gezocht bij het natte weer in 2021, maar aangezien in het zuiden de aantallen tijdens het droge jaar ervoor al afnamen, is dat niet het hele verhaal. Het is voor de onderzoeker van De Vlinderstichting niet helemaal duidelijk. Hij denkt aan natuurlijke oorzaken, niet zozeer aan de bestrijding waarop in België nauwelijks, maar in Nederland des te meer ingezet wordt.
„Er zijn gemeenten die volop spuiten met aaltjes of bacteriënpreparaten, maar dan gaan ook alle andere rupsen dood, dus daar zijn wij geen voorstander van.” Ook worden er overal koolmezenkasten opgehangen. Helpen die? Van Deijk aarzelt. „In eiken zitten ook altijd heel veel rupsen zonder haren, die voor de mezen veel makkelijker zijn, omdat ze dan niet eerst de haren eraf hoeven te vegen.” Dat betekent dat alleen bij een regelrechte plaag, als er veel meer eikenprocessierupsen zijn dan andere soorten, de inzet van koolmezen enig verschil zou kunnen maken. Hetzelfde geldt voor grootoorvleermuizen, die nachtvlinders vangen.
De eikenprocessierups heeft echter nog een paar andere vijanden, veel onopvallender maar volgens de nachtvlinderkenner waarschijnlijk veel effectiever. „Sluipvliegen en sluipwespen leggen eitjes in een rups en zijn vaak gespecialiseerd. Zo zijn er soorten die alleen eikenprocessierupsen aanvallen. Sluipwespen zijn veelal wat minder mobiel, maar sluipvliegen hebben de opmars van de eikenprocessierups bijgehouden en hebben vermoedelijk bijgedragen aan de afname.”
Ecosysteem
Hoe kun je ervoor zorgen dat er sluipvliegen zijn? „Door het ecosysteem op orde te hebben”, stelt Van Deijk. „In een strakgemaaid gazonnetje onder de bomen leeft niks. De natuurlijke bestrijders moeten schuilplekken hebben.” Anderzijds leidt nietsdoenbeheer vaak tot een brandnetelruigte en dat is ook niet goed: sluipvliegen hebben ook nectar uit bloemen nodig, en een bloemrijke berm ontstaat door twee keer per jaar te maaien en het maaisel af te voeren. „Maar dan moet je gefaseerd maaien, zodat er schuilplekken overblijven.” Komen we dan ooit van de jeukrups af? „Nee, we komen er nooit vanaf. Maar dat hoeft ook niet. Als er een natuurlijk evenwicht is, zul je nauwelijks overlast ervaren.”