Stemmen? Ja, maar ook voor de gemeenteraad moet er iets te kiezen zijn
Het is spijtig dat zoveel nieuw gekozen gemeenteraadsleden binnenkort aan de slag moeten met een mandaat dat door de teleurstellende opkomst lang niet zo groot is als het had kunnen zijn. Nader onderzoek naar die lage opkomst is zeker wenselijk, mits zich dat op de juiste vragen richt. Zoals: waarom bleven kiezers thuis en wiens schuld is dat?
Ze waren besluiteloos en konden niet tot een beredeneerde partijkeus komen, zegt een snelle, eerste peiling die woensdag verscheen. Dat is echter niet meer dan een tussenverklaring. Als daadwerkelijk zoveel kiezers het idee hebben dat hun stemkeus niet ter zake doet, waar komt dat gevoel dan vandaan?
Vast staat dat veel gemeenten de afgelopen jaren flink moesten bezuinigen op hun voorzieningenniveau. Duidelijk is verder dat dit veelal geen keuzes betrof waarbij de politieke kleur van raadsleden doorslaggevend was. Het versoberen van het bermbeheer en het inkrimpen van de openingstijden van buurthuizen; vaak blijken ze breed en ook door de oppositiepartijen als pijnlijke noodzaak te worden beschouwd.
Dat vestigt de aandacht op de structurele oorzaak die er achter schuilgaat: de staat van de gemeentefinanciën.
Zo’n twee derde van het gemeentebudget komt bij de Rijksoverheid vandaan (gemeentefonds-, plus specifieke uitkeringen). Van zo’n 60 procent van de inkomsten ligt de besteding echter al vast: dit betreft de uitvoering van alle bij wet aan de gemeente opgedragen taken. Dat zijn er heel wat, zeker sinds gemeenten ook verantwoordelijk zijn voor de jeugdzorg (via de Jeugdwet), de maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de sociale zekerheid (Participatiewet).
Van in elk geval de middelen die het Rijk voor de jeugdzorg beschikbaar stelt, staat echter vast dat die niet voldoen, stelde de arbitragecommissie-Van Zwol in mei 2021 vast. Ook voor de overige taken is dat zeer de vraag. Hoe dan ook moeten veel gemeenten de kosten daarvoor nu mede opbrengen uit middelen die op papier vrij te besteden zijn, zoals bijvoorbeeld de ozb-belasting. Dan zijn de keuze-opties inderdaad schaars, of het college nu rechts is of links.
Er lijkt dus een samenhang te zijn tussen de door burgers ervaren verschraling van de publieke voorzieningen (die mogelijk doorwerkt in een lagere opkomst) en de financieringssystematiek. Als dat zo is, is de gedachte om die systematiek eens tegen het licht te houden misschien zo gek nog niet.
Natuurlijk, gemeenten kunnen de burger deelgenoot maken van hun dilemma’s en van de toekomst van de (jeugd)zorg een groot politiek punt maken. Eén ding staat echter vast: als een democratisch gekozen bestuurslaag verwordt tot een uitvoeringsloket doet dat afbreuk aan een oproep om daar voor te stemmen. Het is daarom mede aan het Rijk om het tij te keren. Er valt voor de burger pas wat te kiezen als ook de raad iets te kiezen (lees: te besteden) heeft.