Meditatie: Een Gode welbehaaglijk offer
Psalm 51 geeft een blik in het hart van David. Dat hart was een zondig, een zichzelf handhavend hart. Dat werd door de Heere echter zo bearbeid dat het een gebroken en verslagen hart werd. Bij het ontdekkend licht des Heiligen Geestes had David zijn hart leren kennen als zondig, schuldig, onrein en verdorven.
Hij betuigt: „Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren en in zonde heeft mij mijn moeder ontvangen.” Vanbinnen was het een vuile bron van alle wanbedrijven. Daarom was vanbinnen niet slechts een restauratie, maar een voortdurende reformatie nodig. Zo roept hij uit: „Schep mij een rein hart, o God, en vernieuw in het binnenste van mij een vaste geest.”
We lezen daarvan in Psalm 32. David had gezondigd en dat getuigde tegen hem. De hand Gods drukte zwaar op hem. Maar ondanks dat zijn consciëntie hem veroordeelde, bleef Davids hart wederstrevig. Hij wilde zich handhaven tegenover God en de mensen. Zo werden zijn beenderen verouderd in zijn brullen de ganse dag. Hij deed geen boetekleed aan en wilde en kon geen zondaar voor God worden. Wat komt duidelijk openbaar hoe hard het hart van een mens is, zelfs na ontvangen genade.
Van nature heeft ieder mens een stenen hart, maar David had door genade een vlezen hart ontvangen. Maar toch kan dat hart met een ruwe bolster worden overdekt, zodat een bijzondere Godsdaad nodig is om dat te maken tot een gebroken en verslagen hart. Het is bekend hoe dat in Davids leven gegaan is. De profeet Nathan werd tot hem gezonden en dat enkele woord ”Gij zijt die man” brak het hart van David. Er kwam een wond in zijn hart en dat bracht een geheiligd schuldbesef, zodat wij David in zijn bidvertrek horen smeken: „Gena, o God, gena, hoor mijn gebed.”
„…een gebroken en verslagen hart zult Gij, o God, niet verachten.” - Psalm 51:19b
Dat gebroken hart werd ook een verslagen hart, dat wil zeggen: noch voor God, noch voor de mensen kon David zich staande houden. David moest en mocht het verliezen. Hij kwam in de waarachtige verootmoediging voor de Heere. Dan word ik de grootste, de slechtste, de onwaardigste, de voornaamste der zondaren en blijft er maar één woord over: „O God, wees mij zondaar genadig!”
Alleen in deze weg van het schuldbelijdend God toevallen in de waarachtige vernedering voor het aangezicht des Heeren, wil de Heere de levende hoop in het hart doen geboren worden, waarvan we lezen in onze tekst. David kende door genade de tempeldienst en daar was hij door Gods Geest onderwezen in de betekenis van het bloed der verzoening. Zo is er hoop en verwachting voor gebroken en verslagen harten in het bloed des kruises.
De verdiensten van Christus zijn de pleisters voor door schuldbesef getroffen en verslagen harten. Op Golgotha is het hart van Christus gebroken. Daaruit vloeiden bloed en water tot rechtvaardigmaking en tot heiligmaking, ja tot een volkomen verlossing. Dit is de rijke boodschap van Psalm 51. Die is geadresseerd aan gebrokenen en verslagenen van hart, voorzien van een krachtige verzekering: niet verachten! Is er voor dat Evangelie ook in uw hart plaats gekomen? Hoe is de gesteldheid van uw hart? Zo is de verwachting alleen uit God vandaan, zelfs voor de grootste der zondaren. „Ik wil”, zegt de Heere, „en zij zullen.” „Zij zullen komen met geween en met smeking zal Ik hen voeren.”