Geestelijk bewogen
Johannes 12:22
„Filippus kwam en zei het Andreas; en Andreas en Filippus wederom zeiden het Jezus.”
Deze opwekking van Lazarus door Jezus was wel de grootste oorzaak dat hier thans zo’n menigte tezamen was, alsook dat er zo’n overgrote vreugde en gejuich onder de schare was (Johannes 12:12, 13). Maar hadden deze mensen een heilbegerig gemoed om de Heere Jezus te zien en te ontmoeten tot heil van hun zielen?
Er was echter, zo het mij toeschijnt, zeer veel gebrek in hun begeren, want uit het bijzondere en nadrukkelijk antwoord van Jezus (vs. 25, 26), schijnt het dat zij als Nikodémus nachtdiscipelen waren en met veel bevreesdheid voor de Joden aangedaan. Zij wilden juist niet zo openlijk bekend zijn, dat zij met Jezus contact zochten. Daarom hebben zij mogelijk niet Jezus Zelf, maar Filippus zo zijdelings aangesproken, opdat zij Jezus zo eens alleen mochten zien en ontmoeten en dus te vrijer met Hem onderhandelen en spreken konden.
Maar al waren deze vragende Grieken verkeerd bezig in hun gemoed, hoe behandelt de apostel Filippus deze vragende mensen? Hij toont terstond zijn wil om hen tot hun zielenheil behulpzaam te zijn en hen bij Jezus te brengen. Het schijnt dat hij, om zijn verzoek meer kracht bij te zetten, de apostel Andreas hiervan op de hoogte stelt, om hem zo met zijn hulp in dit verzoek bij Jezus te bezorgen en eenparig dit verzoek van de Grieken aan Jezus te doen. Aldus handelden zij!
Hendrik van Lis, oefenaar te Den Haag
(”Twintig oefeningen”, 1872)