Willem Lodewijk als jonge leider
Hoe bestaat het! Een edelman uit Duitsland, honderden kilometers van Nederland vandaan, wordt hier stadhouder. Hoe kon dat gebeuren? Zat men in 1580 zo zwaar in de problemen dat er een buitenlander aan te pas moest komen om een van de hoogste ambten in de Lage Landen te vervullen?
Op het hooggelegen kasteel de Dillenburg, ongeveer 400 kilometer vanaf Leeuwarden, werd op 13 maart 1560 een jonge edelman geboren in het gezin van graaf Jan van Nassau en gravin Elisabeth von Leuchtenberg. Hij kreeg bij zijn doop –volgens lutherse rite– de naam Willem Lodewijk, genoemd naar zijn grootvader graaf Willem van Nassau, bijgenaamd ”de Rijke”, en naar graaf Lodewijk, een broer van vader Jan. Wanneer we hier direct zijn levenseinde vermelden, is de spanningsboog aangereikt waarin deze jonge telg uit een zeer bekende familie zijn diensten in ons land heeft bewezen: hij overleed in Leeuwarden als stadhouder van de noordelijke gewesten op 31 mei 1620.
Welke banden had deze Nassause familie met Nederland? Het antwoord moeten we zoeken in het leven van Willem van Oranje, ook op de Dillenburg geboren, op 24 april 1533. Deze edele kreeg in 1544 onverwacht een grote erfenis aangeboden: zijn volle neef, de 25-jarige René van Chalon-Nassau, lag op sterven bij de mede door hem belegerde stad Saint-Dizier in Noordoost-Frankrijk. Dodelijk gewond wist hij –zonder wettige kinderen– zich verplicht zijn vele bezittingen in een officieel document toe te wijzen aan een familielid dat hij geschikt achtte.
De erfenis was groot: het prinsdom Orange in Zuid-Frankrijk (sinds 1163 in handen van de familie Chalon), het vorstendom Chalon (van de moeder van René), heer van Breda (van vader Hendrik III van Nassau) en veel kleine gebieden in Zuid-Nederland. René was ook stadhouder van Holland, Zeeland, Utrecht, Gelre en Zutphen. Dat ambt was uiteraard geen deel van de erfenis, maar de man die de erfenis kreeg, gooide wel hoge ogen om daar ook zelf stadhouder te worden.
Gewetensvrijheid
Willem van Nassau-Oranje kon deze erfenis alleen maar aannemen als hij in Brussel werd opgeleid om belangrijke functies in de Nederlanden te vervullen. En daarvoor moest Willem dan rooms worden, zoals Karel V als heer der Nederlanden dat had bepaald. De opleiding in Brussel verliep goed en zo werd Willem van Oranje uiteindelijk ook stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht. Bovendien werd hij lid van de Raad van State, waar de hoofdzaken van het politieke beleid van de Nederlanden werden besproken en soms bekritiseerd. Daar hield Willem van Oranje op oudejaarsavond 1564 een geladen toespraak over de gewetensvrijheid van ieder mens waar een koning niet aan mocht komen.
In de strijd betrokken
Zo raakte de Nassause familie steeds nauwer betrokken bij de ontwikkelingen in de Nederlanden. Dat werd intensiever door de Opstand tegen de Spaanse koning Filips II. Toen die strijd in 1568 losbrandde, was het niet alleen Willem van Oranje die militair in actie kwam (maar toen weinig resultaat behaalde), maar de financiële steun van Jan van Nassau was onontbeerlijk. En dan waren het hun jongere broers Lodewijk en Adolf, die in de Groningse Ommelanden de slag bij Heiligerlee tegen de Spaanse landvoogd Arenberg leverden, waarbij op die 23e mei 1568 graaf Adolf sneuvelde – hij „bleef in Vriesland in de slag.”
Korte tijd later kwam landvoogd Alva naar het noorden en wist de nederlaag om te zetten in een Spaanse overwinning, waarbij graaf Lodewijk zijn leven wist te redden door de Eems over te zwemmen naar het veilige Oost-Friesland, met Emden als belangrijke havenstad. Lodewijk diende daarna enige tijd bij de hugenoten en keerde terug in de Nederlanden toen vanaf 1572 de ene na de andere stad zich achter prins Willem van Oranje opstelde.
Het was de prins die aan Lodewijk vroeg een goed doordachte militaire manoeuvre uit te voeren in Limburg en Brabant om de Spanjaarden die Leiden in 1574 hadden belegerd, daar weg te lokken. Het plan mislukte, hoewel Lodewijk en zijn broer Hendrik zich met kracht lieten gelden: de slag bij Mook (Noord-Limburg) in april 1574 werd een drama. Beide Nassause edelen sneuvelden en het plan van Willem met Leiden leek te mislukken. Toch wist hij in oktober 1574 met hulp van de geuzen Leiden te ontzetten. Maar opnieuw had de familie Nassau-Dillenburg grote offers gebracht voor een land dat het hare niet was.
Vroomheid
Het eerste onderwijs ontving Willem Lodewijk thuis op de Dillenburg, niet alleen van moeder Elisabeth van Leuchtenberg, ook van vader Jan van Nassau. En niet te vergeten oma Juliana van Stolberg. Zij gingen hun (klein)kinderen voor in vroomheid, in ontzag voor God.
Voor het basisonderwijs ging Willem Lodewijk met drie broers naar de hofschool op het stamslot. Zij leerden door bekwame onderwijzers naast schoolse vakken ook vaardigheden die bij hun ridderlijke status behoorden: schermen en vooral paardrijden. Het leren van de tekst van de Heidelbergse Catechismus behoorde ook tot hun wekelijkse programma.
Studeren in Heidelberg
In zijn jonge jaren werd de 15-jarige Willem Lodewijk ingeschreven aan de gereformeerde universiteit van Heidelberg. Later volgde prins Maurits daar ook hoger onderwijs.
Heidelberg was in die jaren hét wetenschappelijke centrum van het calvinisme in Duitsland. Maar dat veranderde na het overlijden in 1576 van keurvorst Frederik III van de Palts. Zijn zoon en opvolger Lodewijk VI was overtuigd lutheraan. Hij stelde zich ten doel alles wat calvinistisch was uit Heidelberg weg te werken. Veel docenten trokken weg om hun lessen onder andere in Neustadt te vervolgen. Dat duurde tot Lodewijks dood in 1583. Daarna werd het gereformeerde karakter van Heidelberg grotendeels hersteld.
Voor Willem Lodewijk kwam er in 1577 een eind aan zijn universitaire vorming. Hij werd uit Heidelberg teruggeroepen naar de Dillenburg. Daar kreeg hij nog enige tijd samen met een tiental jongeren uit de familie onderricht van jonker Otto von Grünrade (1545), die als degelijke reformatorische onderwijsman de jeugd op de Dillenburg veel goeds bijbracht. Hij had in Wittenberg gestudeerd (bij Melanchthon), maar was daarna steeds meer onder de bekoring gekomen van de gereformeerde leer. Jan van Nassau en zijn moeder Juliana waren zeer content met zijn inbreng.
Naar Engeland
Doordat Willem Lodewijk in 1577 met zijn vader Jan –en tevens in gezelschap van prins Maurits– naar de Nederlanden vertrok, brak er een nieuw hoofdstuk aan in zijn levensgeschiedenis. Het betekende niet dat hij zich direct stevig in de Nederlandse verhoudingen verdiepte. Hij ging eerst mee op een reis van hooggeplaatsten naar Engeland. Hun opdracht was koningin Elizabeth te interesseren voor nauwere betrokkenheid bij de Nederlandse strijd tegen Spanje.
De reis naar Engeland werd maar een klein succes voor de Nederlandse leiders. Ze wisten met toestemming van de koningin een aantal vrijwilligers warm te krijgen voor het dienen in Nederlands verband, onder aanvoering van niemand minder dan de overtuigde protestant Norrits (ook wel: Norris, Norreys), zoon van een lord en een vertrouweling van Elisabeth.
Norrits had al in 1569 als vrijwilliger in Frankrijk voor de hugenoten gestreden. Deze dappere commandant kwam naar de opstandige Lage Landen. Daar wist het Nederlandse leger met steun van Engelsen en Schotten in 1578 in de slag bij Rijmenam (in de provincie Antwerpen) de Spanjaarden te verslaan. Daarna bleef Norrits nog enkele jaren in de Lage Landen in dienst van de Staten-Generaal. In de jaren 80 was hij een belangrijke steun voor Willem Lodewijk. Hij liet nog veel van zich horen, met name in Friesland en Groningen.
Jonge kolonel
Was Willem Lodewijk eigenlijk nog te jong om in de veranderende verhoudingen in de Nederlanden een rol van enige betekenis te spelen? Zijn vader, die in Gelre nu als stadhouder fungeerde, was die mening toegedaan, maar de Nederlandse leiders zagen in Willem Lodewijk wel een capabele figuur. Hij kreeg in 1579 een regiment soldaten toegewezen waarmee hij Nijmegen moest versterken. Terwijl Jan van Nassau zich bezon op de vorming van de Unie van Utrecht, werd zijn zoon benoemd tot kolonel in het leger. Men vertrouwde het hem wel toe in beperkte operaties zich te laten gelden. Zo groeide zijn militaire ervaring.
Dit is het eerste deel in een tweeluik.