De twee mannen gaven in de rechtszaal na maanden van stilzwijgen toe op 28 juni vorig jaar een zogenoemde antipersoneelsmijn, twee jerrycans benzine en een accu te hebben geplaatst bij een Poolse supermarkt in Beverwijk. De bom bevatte 900 gram springstof en 650 kogels. De supermarkt was ook in december 2020 al tot tweemaal toe doelwit van een aanslag en was na een verbouwing net heropend. In de rechtszaal benadrukten beide verdachten echter dat hun was verteld dat het explosief niet werkend was en dat hun actie alleen bedoeld was om te intimideren.

De aanklaagster geloofde daar weinig van. Volgens haar moest de aanslag de eerdere - waarvoor later andere verdachten terechtstaan - overtreffen. Ze verwees onder meer naar de rapportage van een explosievendeskundige van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Die verklaarde dat sprake is geweest van een werkende, zware mijn, die tot op grote afstand levensgevaarlijk letsel had kunnen veroorzaken. Ook benadrukte ze dat de twee acht maanden lang hun mond hebben gehouden tijdens politieverhoren. „Waarom zou je dat doen als je alleen maar hebt willen intimideren?”

Beide verdachten vertelden de rechtbank dat ze de klus hadden aangenomen om snel geld te verdienen en dat ze de man 250 euro zouden krijgen. „Achteraf natuurlijk oliedom”, zei de 18-jarige Youssef K. „Maar achteraf is alles altijd anders.” Net als medeverdachte Amir S. zat hij ten tijde van het incident in proeftijd vanwege een eerdere veroordeling.

Het OM sloot zich aan bij het advies van deskundigen om K. volgens het jeugdstrafrecht te berechten. Van de twintig maanden jeugddetentie worden er wat de aanklaagster betreft zes voorwaardelijk opgelegd. Daarnaast vroeg ze de rechtbank in lijn met de adviezen strenge voorwaarden op te leggen die K. daarna in het gareel moeten helpen houden, zoals een enkelband, een avondklok en het verplicht volgen van een opleiding.

Uitspraak 28 maart.