Noren eren Nederlander als eerste autotoerist in Laerdal

Het Laerdal in Noorwegen beleeft niet de gemakkelijkste jaren. Een parasiet onder de zalmen heeft er de afgelopen jaren voor gezorgd dat welgestelde sportvissers elders een vakantieplek zochten. De streek zet de laatste seizoenen ook in op andere toeristen. Voor een enkele dag is er genoeg te vinden: de langste autotunnel, oude staafkerken, mooie wandelroutes, een leerzaam zalmmuseum en een oude koningsweg.

W. G. Hulsman
10 December 2004 10:08Gewijzigd op 14 November 2020 01:59
De staafkerk van Borgund is een van de best bewaard gebleven kerken. Foto RD
De staafkerk van Borgund is een van de best bewaard gebleven kerken. Foto RD

Het Laerdal ligt strategisch, zo midden in het zuidelijk deel van Noorwegen. Al eeuwenlang trekken reizigers erdoor van oost naar west. Ook de oude Noorse vorsten passeerden het Laerdal, te paard. Zo ontstond de zogeheten koningsweg. Een eeuwenoude route door het dal: slingerend op en neer en vol gevaren van rovers.

Rijtuigen en auto’s vroegen om een gemakkelijker weg, lager in het dal. Die kwam er. De koningsweg raakte daardoor in verval. Verdwenen is de route echter niet. Het groene slingerpad is nu zeer geliefd bij wandelaars. Terecht, want weg van het drukke verkeer voert de route langs watervallen, zeldzame kruiden en berghutten. Urenlang, voor wie wil. Een echte wandelsensatie.

In het dal is wel bijna overal het geluid te horen van het verkeer op de drukke verbindingsweg tussen de kuststad Bergen en Oslo. Op sommige plaatsen is het dal zo smal dat twee vrachtwagens elkaar op deze rijksweg, de E16, niet eens kunnen passeren. De weg wordt steeds verder verbeterd. Nieuwe tunnels worden aangelegd.

Langste autotunnel
Vooral de Laerdaltunnel heeft de route tussen Bergen en Oslo sterk verkort. De tunnel is de langste autowegtunnel ter wereld: 24,5 kilometer lang. Niks voor mensen met engtevrees, maar wel een attractie op zich.

Om de automobilist niet te laten insukkelen is de vier jaar oude tunnel goed verlicht en zijn op het lange ondergrondse traject drie grote hallen aangebracht. Deze zijn met gekleurde lampen verlicht waardoor het lijkt alsof de automobilist een grote ijsiglo passeert.

Automobilisten kwamen al vroeg naar het Laerdal. Over de bergen. In het gelijknamige dorp wordt de eerste autorijder nog altijd geëerd. Aan het oude hotel Lindstrom in het centrum hangt een plaquette voor de Nederlander „Petrus Scheltemer Beduin” -oftewel Peter Scheltema Beduin- die in 1901 met zijn Panhard & Levassor als eerste autotoerist in Laerdal overnachtte.

Toeristen zijn altijd blijven komen. Zelfs de koninklijke familie komt regelmatig om van de natuur te genieten en om op zalm te vissen.

De laatste jaren kwamen er minder sportvissers, want een parasiet zorgde een paar jaar voor een vangstverbod. Het gaat echter de goede kant op: voorzichtig aan worden er weer vergunningen afgegeven.

Dat het Laerdal een echte zalmplaats is, laat het Noorse Wilde Zalm Centrum zien. Een aantrekkelijke expositie toont de historie van de zalmvangst in de regio, maar vertelt ook het indrukwekkende verhaal van de zalmtrek, waarvan meer dan 90 procent van de vissen nooit terugkeert.

Vikingen
Een bezoek aan het Laerdal valt goed te combineren met het bezichtigen van een van de best bewaard gebleven staafkerken van Noorwegen, die van Borgund. Hoe deze typische kerken zijn ontstaan is niet duidelijk. Waren het ooit heidense tempels of hebben de eerste zendelingen zo dicht mogelijk proberen aan te sluiten bij de godsdienstige gewoontes van de Noren door heidense elementen in de gebouwen te verwerken? De kerken zijn allemaal van rond 1100, terwijl Scandinavië pas rond 1150 echt werd gekerstend.

De hoog oprijzende, slanke kerken zijn zeer degelijk gebouwd. De scheepsbouwtechniek van de Vikingen stond er model voor.

De kerk van Borgund heeft net als alle staafkerken geen ramen. Kaarslicht moest alles verlichten. De kerken hebben daardoor van binnen iets sinisters. Het interieur is sober. Zeker sinds de Reformatie. Toen is de preekstoel binnengekomen en zijn de roomse elementen verdwenen.

De Noren zijn zuinig op hun laatste staafkerken, want rond 1850 zijn er te veel verdwenen. In de kachel. Of als bouwmateriaal voor andere gebouwen gebruikt. Dat mag niet nog eens gebeuren.

Meer info: tel. 0900-8991170 (35 cent per minuut) en www.invanor.no en www.alr.no.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer