„Bijbel is bron voor ethiek, maar niet vanzelfsprekend”
Om na te denken over ons ethisch handelen hebben we een conceptie nodig van de context waarin we handelen. Het ”woord” geeft ons deze conceptie. Maar welk woord? „Onze voorouders zouden hebben geantwoord dat God ons zo’n woord geschonken heeft in de Heilige Schrift. En dat is inderdaad het juiste antwoord. Maar dit antwoord is niet vanzelfsprekend maar moet zorgvuldig uitgewerkt worden.”
De Oxfordse prof. dr. Oliver O’Donovan zei dit donderdag in de Theologische Universiteit in Apeldoorn, waar de honderdste dies natalis (verjaardag) van het studentencorps PFSAR werd gevierd. Prof. O’Donovan, hoogleraar ethiek in Oxford, hield een lezing over het schriftgebruik binnen de christelijke ethiek.
Deze nam Psalm 119 als startpunt voor zijn lezing. „Deze Psalm is geheel gericht op de relatie tussen Gods Woord en de levensopdracht. Het gaat de dichter om de totaliteit van zijn bestaan. Hij is onzeker over zijn eigen keuzes en zoekt een vaste grond van vertrouwen in Gods Woord.” De hoogleraar uit Oxford noemde de Psalm een model voor onze benadering van ethische kwesties. Die dient existentieel én poëtisch te zijn. „Het gaat in de ethiek om onze vragen, ons leven, en niet om herhaling, maar om een creatieve aanpak.”
Het ”woord” dat ons onze conceptie geeft van de context waarin we handelen, kan niet worden afgeleid uit de omstandigheden, uit ons eigen feilbare beoordelingsvermogen of uit de traditie. De traditie bemiddelt wel, maar is geen bron voor ons handelen. De Heilige Schrift is het Woord dat we nodig hebben. O’Donovan gaf vervolgens aan hoe het Woord de bron voor het handelen is. „Gods Woord is een geschiedenis waarin God Zich presenteert als onze God, als het vleesgeworden Woord dat fundament is voor heel ons actieve leven. Het Woord is de wijze waarop God Zijn Zelfgetuigenis, de historische daden van de verkiezing van Israël en Jezus, ons meedeelt. Het Woord is Gods getuigenis van en zegel op de waarheid van Zijn verlossend handelen.”
Het geloof in de Schrift betekent volgens de Engelse hoogleraar een bereidheid om ernaar te leven, niet dat we het antwoord op alle vragen bezitten. „Het is een verwachting dat God ons zal leiden in het lezen en voortdurend herlezen van de getuigenissen van het wonder van het vleesgeworden Woord.” Het gebruik van de Bijbel in de ethiek is het levende geloof in de Schriften, dat zich altijd vertaalt in actieve gehoorzaamheid. „Deze gehoorzaamheid wordt niet door de Schrift in abstracte zin, als een tekst, geëist, maar door de Schrift als Gods Zelfgetuigenis, waarop wij ons vertrouwen stellen als het Woord dat ons leven geeft.” Het onderscheidingsvermogen dat nodig is om concrete ethische vragen in het licht van de Schrift te beantwoorden, wordt gegeven door de Heilige Geest.
Prof. De Knijff, emeritus hoogleraar systematische theologie van de Universiteit Utrecht, hield een coreferaat. Hij gaf aan zich grotendeels in O’Donovans visie te kunnen vinden. „De uitdaging van de christelijke ethiek is om weloverwogen en gelovig tegelijk te zijn. Ons morele handelen moet doordrenkt zijn van de verantwoordelijkheid van ons menselijk bestaan voor Gods aangezicht. Die verantwoordelijkheid bestaat uit nadenken, over jezelf, je mogelijkheden en je roeping. Dat is een permanente activiteit.” De emeritus hoogleraar wees ook op de contextualiteit van elk moreel handelen. „In de loop van de geschiedenis verandert de betekenis van een feit. En er is een enorme kloof te overbruggen tussen de bijbeltekst en ons hedendaags verstaan.”
Prof. De Knijff vroeg zich wel af of O’Donovans strikte opvatting van de allesomvattende betekenis van gehoorzaamheid aan Gods Woord de ethische taak niet te zwaar zou maken. „Gods wet is een bron van leven en vreugde. Moraliteit is geen last maar een zegen.”