Taal: eigenlijk en oprecht lopen als roze olifanten door Chris’ brein
Er zijn van die woorden die je ineens overal hoort. Of misschien is het correcter om te zeggen: ineens valt het gebruik van een bepaald woord je op, waardoor je denkt dat het plots veelvuldig gebruikt wordt – terwijl dat niet het geval is.
Hoe het ook zij, de laatste maand kan ik ”eigenlijk” niet meer horen zonder te denken: alwéér! Een jongere sprak: „Eigenlijk lees ik niet zo veel meer. Bijna nooit eigenlijk. Als ik dan vrij heb, ga ik liever netflixen eigenlijk.” En een man van middelbare leeftijd zei tijdens een interview: „Ja, eigenlijk denk ik dan: waar zijn we eigenlijk mee bezig? Het is toch gek dat wij niet gewoon zelf mogen kiezen eigenlijk?”
En ”oprecht” vang ik ook veelvuldig op. Vooral jongeren zijn grootverbruikers. „Oprecht jonguh, ik heb hier gewoon geen zin in.” Ook in de Tweede Kamer klinkt het woord vaak. In een coronadebat antwoordde mevrouw Tielen van de VVD op een vraag over een zeker onderzoek: „Ik vind het oprecht lastig om citaten eruit te lichten en op basis daarvan de hele grote vertrouwensvraag te stellen.” Even later benadrukt ze: „Nogmaals, ik vind oprecht dat we beter moeten kijken hoe enkele citaten en enkele momenten er in het totaal uitzien.” En kort daarna: „Ik ben oprecht ook heel kritisch op wat daar gebeurd is.”
Je zou je kunnen afvragen wat het overmatige gebruik van ”oprecht” zegt over iemands oprechtheid, maar dat terzijde.
Oprecht wordt trouwens vaak gecombineerd met echt: „Aardrijkskunde vind ik echt oprecht het leukste vak.” Meneer Van Baarle van DENK in de Tweede Kamer: „Toen ik dat las, werd ik daar gewoon echt oprecht misselijk van.”
Wie oprecht in een zin verwerkt, legt daarmee extra nadruk op zijn woorden. Maar als er te royaal met oprechtheid gestrooid wordt, devalueert het woord en verliest het z’n kracht. En eigenlijk is in veel gevallen sowieso al een tamelijk weinigzeggend woord dat je net zo goed achterwege kunt laten.
Echter, mensen die oprecht en eigenlijk overdadig gebruiken, hebben volgens mij geen keus; ze doen dat dwangmatig. Daarom poog ik de woorden zelf zo min mogelijk te bezigen, omdat dwangmatigheid niet per se iets is waarmee je gediagnosticeerd wilt worden. Maar nu lopen eigenlijk en oprecht als twee grote roze olifanten door m’n brein, en betrap ik mezelf regelmatig op het gebruik ervan. Eigenlijk is dat oprecht heel vervelend.