„Maar ik zal Uw aangezicht in gerechtigheid aanschouwen, ik zal verzadigd worden met Uw beeld, als ik zal opwaken.”

De staat der heerlijkheid is een onmiddellijk, bestendig en onafgebroken zien van de Heere Jezus als de oneindige, verheerlijkte Koning in Zijn onbegrijpelijke schoonheden en luister (1 Johannes 3:2; Openbaring 22:4). „Ik zal Uw aangezicht in gerechtigheid aanschouwen, ik zal verzadigd worden met Uw beeld, als ik zal opwaken” (Psalm 17:15).

Daarom, zodra de Geest Gods in het hart van de uitverkorenen begint te werken, verheerlijkt Hij Christus, die Koning, door zulke zielen zoveel van Jezus’ schoonheid te tonen dat zij Hem liefhebben en begerig worden om Hem te zien. Dit blijkt onder andere uit de woorden waarin wij zeer begerige onderwerpen vinden, om de Heere Jezus te mogen zien. Mocht dit woord onder de zalige en almachtige medewerkende genade van Christus’ Geest een middel zijn tot zegen voor al onze zielen, naar stand en weg. Mochten onbekeerden achteraf leren uitroepen: „Met het gehoor van het oor heb ik U gehoord, maar nu ziet U mijn oog. Daarom verfoei ik mij, en ik heb berouw, in stof en as” (Job 42:5-6). Mochten vragende en zoekende zielen ondervinden wat het is als een ziel zeggen kan: „Dat is de stem van mijn Liefste, zie Hem, Hij komt, kijkende uit de vensters, blinkende uit de traliën” (Hooglied 2:8-9). Laten Gods ware kinderen opnieuw uitroepen: „Gij, God des aanziens, heb ik ook hier gezien naar Hem Die mij aanziet?” (Genesis 16:13).

Hendrik van Lis,
predikant te Den Haag

(”Twintig oefeningen”, 1872)