Column: In de armen van Christus
Ik weet ook wel dat de gelijkenis van de goede Herder gaat over 99 schapen die Hij achterlaat om dat ene verloren schaap te zoeken. Zou de toepassing vandaag ook even andersom mogen zijn? Als ik denk aan de cijfers uit de onderzoeken die deze krant gedaan heeft. Een paar maanden geleden cijfers over afnemende betrokkenheid van jonge mensen op de kerk. Vorige week cijfers over wat corona heeft gedaan met de band van jong en oud aan de kerk en de kerkdiensten.
Misschien valt het in het bevindelijke deel van de reformatorische kerken –in ieder geval naar buiten toe– nog mee, maar ik ga ook voor in gemeenten waar in de morgendienst heel wat lege plekken zijn en waar ’s middags van 300 gemeenteleden er nog zo’n 35 komen. Hier en daar nog minder. En de aantallen kijkers die onder de livestream staan, maken duidelijk dat de meeste anderen niet wegblijven uit angst voor besmetting en thuis de dienst meemaken.
Zijn er in onze tijd niet 99 die verdwaald zijn en moet de goede Herder vandaag die ene achterlaten om al die anderen te gaan zoeken, vinden, op de arm te nemen en terug naar de kudde te dragen? En moet Hij dat dan helemaal alleen doen? Volgens de reformator Martin Bucer niet. Bucer leerde veel van Luther en hij leerde veel aan Calvijn. Bij Bucer in Straatsburg leerde Calvijn onder andere de gemeentezang, het afleggen van openbare geloofsbelijdenis, en het functioneren van ouderlingen en diakenen. Van hem leerde Calvijn ook wat gemeente-zijn betekent. Bucer zegt dat de gelovigen de armen van Christus zijn. Met die ”armen” bedoelt hij niet mensen die arm zijn, maar mensen die armen hebben. De armen van Christus zijn die armen die aan het kruis uitgestrekt waren. Het zijn de armen die Hij uitstak naar zondaren. Het zijn de fysieke armen van de Herder waarmee Hij het verloren, verzwakte schaap optilt en terug naar de kudde draagt. Die armen zijn wij, zegt Bucer, want in het geloof zijn wij met Christus verbonden. Als Hij het hoofd is en wij Zijn lichaam zijn, zijn wij ook Zijn armen.
Dat is een rijke gedachte die we bijvoorbeeld ook in Zondag 28 van de Heidelberger aantreffen. Het lichaam van Christus is immers niet slechts een romp. Die gedachte dat wij als gelovigen de armen van Christus zijn, betekent zo veel voor diaconaat, voor pastoraat, voor gemeente-zijn. Die gedachte betekent ook dat het niet de goede Herder is Die achter al die 99 –vooral ook jonge– schapen aan moet, maar dat Hij dat doet via mij. Wie zo veel lege plaatsen in de kerk ziet, en wie beseft dat niet ieder die in de kerk zit er ook echt nog is, zou kunnen denken dat de goede Herder er vandaag de dag knap druk mee kan worden. Volgens Bucer echter ligt die drukte op mijn bordje. Of om het maar zo te zeggen: daarvoor heeft Hij ons in de arm genomen.