Diaken is geen schuldhulpverlener
Schulden. Misschien wel anderhalf miljoen huishoudens hebben ermee te kampen. Een dagelijks terugkerende last, die vaak alleen maar zwaarder wordt. De problematiek gaat ook kerkelijk Nederland niet voorbij. Hoe gaan diaconieën ermee om?
Een ouderling wijst een diaken op een jong gezin waar uithuiszetting dreigt vanwege huurachterstand. Verdere informatie is niet bekend. De diaken plant een bezoek aan het gezin. Vooraf bedenkt hij wat hij zoal moet weten. Een flinke huurschuld betekent misschien wel 4000 euro. Moet de diaconie dat als noodhulp zien of gaat dat te ver? En: Wat mag hij als diaken vragen? Hoe ver mag hij doorvragen?
Het voorbeeld is te lezen in een artikel van Jan de Kluijver, diaconaal consulent in Ede, in het vorige week verschenen themanummer ”armoede in Nederland” van Diakonia, het blad van Kerkinactie (het diaconale en missionaire werk van de Protestantse Kerk in Nederland). ”Diaconie en schuldhulpverlening”, staat erboven.
Invulformulier
Het aantal personen met schulden neemt merkbaar toe, constateert de diaconaal consulent. Welke taak ligt hier voor diakenen?
Allereerst is het goed om alle feiten in kaart te brengen, adviseert De Kluijver, „om te weten te komen wat echt nodig is.” Na deze inventarisatie moet de diaconie „niet de taak van schuldhulpverlener op zich nemen, ook al lijkt dat misschien een mooie taak. Voor dat werk zijn er echter beroepskrachten nodig. Schakel daarom het maatschappelijk werk of de kredietbank in.”
Maar die hebben nogal eens een wachtlijst. Wat te doen in het geval van een nijpende situatie? De Kluijver noemt verschillende mogelijkheden. In de eerste plaats: Als er geen geld voor de boodschappen van deze en de komende week is, kan de diaconie bijspringen. Twee: Soms kan de diaken behulpzaam zijn bij een snelle inschakeling van maatschappelijk werk of kredietbank. „Door hun zorgen laten mensen met schulden zich makkelijk afschepen met een invulformulier, terwijl de problemen veel urgenter zijn.”
In de derde plaats: als de woningbouwvereniging een bedrag eist om uithuiszetting te voorkomen, kan de diaconie overwegen zo’n bedrag te betalen. „Maar het gaat al snel om hoge bedragen, dus terughoudendheid is geboden.” Soms stemt de woningbouwvereniging in met een plan van aanpak waarin afbetaling is verwerkt. Of is de kredietbank bereid snel een saneringsvoorstel aan alle schuldeisers te doen. De Kluijver: „Als de diaconie overtuigd is van de noodzaak van hulp in deze grotere bedragen, maak er dan toch een leenovereenkomst van. De mensen moeten soms door schade en schande leren dat ook de kerk schulden niet zomaar oplost. Deze vorm van helpen is vaak veel effectiever dan de rekening als gift voor hen betalen.”
Belangrijk is het verder, als vierde, om present te zijn. „De diaconie is niet alleen de centenclub.” Ten slotte is het, schrijft De Kluijver, denkbaar dat de diaconie bij deze adressen in december of kort voor de zomer een extraatje brengt. „Schuldsanering is nodig, maar drie jaar lang heel zuinig aan doen is erg moeilijk.”
Schuldhulpverlening is een ingewikkelde materie, besluit de diaconaal consulent, met lastige en tijdrovende procedures. „Het is daarom belangrijk om als diaconie goed geïnformeerd te zijn. Nodig eens een maatschappelijk werker uit om in de vergadering het een en ander uit te leggen. Denk ook aan de mogelijkheid om als kerken samen te werken, bijvoorbeeld door het opzetten van een gezamenlijk noodfonds.”
Gijzeling
Dat de wereld van de schuldhulpverlening een complexe wereld is, kan mr. ing. J. P. Bos, diaken in de evangelische gemeente ”de Lichtstad” in Eindhoven, alleen maar beamen. „Wat ik elke kerkenraad zou willen aanraden”, zegt hij, „is: Stel minstens één diaken aan die zich grondig in deze materie verdiept.” Hij geeft nog een advies. „Pas op met geld geven. Dat is meestal onverstandig. Het risico gaten met gaten te vullen, is groot.”
Bos (65), gepensioneerd planoloog, weet waarover hij het heeft. Behalve diaken is hij directeur van het Eindhovense adviesbureau Bosconsulting. In die hoedanigheid zet hij zich vooral in voor de stichting diaconaal werk van de Lichtstad, de -zeg maar- diaconale tak van deze gemeente.
Inmiddels begeleidde hij al „over de honderd” mensen met financiële problemen. Door, bijvoorbeeld, zélf de brieven te schrijven naar schuldeisers of bepaalde instanties. „Want in die fase gaat het vaak al mis. Mensen beginnen hun brief vaak met een klaagzang: „Ik wil wel betalen, maar ik kan het niet.” Logisch, want dat zit hen hoog. Maar daar heeft de schuldeiser geen boodschap aan! Wat ik dan doe, is een zakelijke brief opstellen, in een juridische stijl. En dan kom je meestal al een heel eind.”
Is er reden toe, dan gaat de diaken echter nog (veel) verder, zo bewijst een NCRV-documentaire van drie jaar geleden. Een fragment toont Riny en Judith, een echtpaar dat diep in de rode cijfers was terechtgekomen. Bos ging met hen mee naar de rechtszitting - en voorkwam een gijzeling door justitie.
Regelmatig komt het voor dat mensen worden „vermalen” in „de bureaucratie” van het socialezekerheidsstelsel, is Bos’ ervaring. Samen met twee anderen schreef hij het -vorige maand verschenen- rapport ”Zal het ons een zorg zijn? Kanttekeningen bij het armoedebeleid in Eindhoven”. Hierin wordt een aantal schrijnende gevallen geschetst waarmee Eindhovense charitatieve en diaconale instellingen in de periode 2003-2004 werden geconfronteerd. Het rapport is bedoeld als „spiegel voor de seculiere instanties van wat er nu gebeurt en wat er in de naaste toekomst nog meer te verwachten valt.”
Op de internetsite van zijn Bosconsulting, www.boscon.tk, is een scala aan wetenswaardigheden voor diakenen te lezen, bijvoorbeeld onder het kopje ”Schuldsanering in de diaconale praktijk”. Bos: „Het schuldsaneringstraject is zo onduidelijk, zo enorm onoverzichtelijk. Met behulp van mijn website kunnen ook anderen zich daarin wat wegwijs maken.” Binnenkort komt er ook een schematisch overzicht van het hele schuldsaneringstraject op de site te staan. „En ik denk erover een boek over deze materie te gaan schrijven.”
Risicoadressen
„Als diaken is het heel belangrijk om je wijk te kennen”, zegt J. F. de Jong, directeur van de Groningse Kredietbank. Regelmatig spreekt hij op voorlichtingsbijeenkomsten voor diakenen binnen de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. Zelf was hij zo’n twintig jaar diaken binnen dit kerkverband. „Diakenen moeten een open oor en oog hebben, zeker als het gaat om risicoadressen: gezinnen die langdurig van een minimuminkomen moeten rondkomen, waar werkloosheid is, of waar sprake is van echtscheiding. Het is goed om hierin als diaconie mee te leven. Om dingen bespreekbaar te maken.”
De schuldenproblematiek neemt toe, constateert ook De Jong. „Je treft in de kerk dezelfde problemen aan als in de maatschappij als geheel. Dat heeft óók met gedrag te maken. Ook kerkmensen gaan vaak te veel verplichtingen aan. Willen een mooie auto, drie keer per jaar op vakantie, net als de buurman. Consumeren, begeren. Maar ze vergeten vaak dat ze ook hun vaste lasten moeten blijven betalen.”
Hoe moeten diaconieën omgaan met gemeenteleden die diep in de schulden zijn beland? „Eigenlijk zijn hier geen richtlijnen voor te geven. Elk geval is weer verschillend. Maar zeker als er sprake is van méér problemen, van complexe problematiek, is het verstandig om als diaconie niet te ver te gaan. Geef niet te snel geld, maar roep tijdig de hulp in van de schuldhulpverlening. En dan zeg ik met nadruk: de bona fide schuldhulpverlening. De Stadsbank bijvoorbeeld, of een kredietbank. Niet een of ander bureau uit een advertentie.”
Vaak zijn de problemen echter nogal acuut. Ook dan is voorzichtigheid evenwel geboden, aldus De Jong. „Er valt vaak veel te regelen.”
Diaconale kredietbank
Recent pleitte Guus van Dorp, voorheen werkzaam bij de sociale dienst in Tilburg, op de opiniepagina van deze krant voor de vorming van een diaconale kredietbank. „Als kerken hun actuele rol van schuilplaats met concrete hulpverlening, zie het Markusevangelie, willen blijven waarmaken, vraagt dat vooral in deze (eind)tijd om een antwoord. Over scheidslijnen van kerken en denominaties heen zou dat antwoord gelegen kunnen zijn in de vorming van een diaconale kredietbank op coachende grondslag: niet louter de geldbuidel hanteren, maar ook gezinscoaching bieden. Reeds bestaande initiatieven op dat vlak moeten op één lijn worden gebracht.”
De directeur van de Groningse Kredietbank is het „met deze denkrichting niet eens. Ik vind dit bij uitstek een taak van de rijksoverheid.” Wel is het volgens hem zo dat diakenen niet altijd weten wat er op dit terrein zoal te koop is. „Niet iedereen is op de hoogte van de voorzieningen die er zijn, als het gaat om huursubsidie bijvoorbeeld, of om bijzondere bijstand. Ik zou dan ook willen aanraden: Overleg eens met de plaatselijke sociale dienst, of met de stadsbank. „Wat kunnen we hierin voor elkaar betekenen?””
Eenmansbedrijfje
W. Drooger, algemeen secretaris van het deputaatschap diaconale en maatschappelijke zorg (DMZ) van de Gereformeerde Gemeenten, stelt eveneens een toename van de schuldenproblematiek vast. „Ik doe dit werk nu ruim vier jaar. In het begin kreeg ik af en toe de vraag van diaconieën hoe ze hiermee moeten omgaan, maar zeker het laatste jaar gebeurt dat regelmatig. Dan luidt de vraag bijvoorbeeld: „We hebben in deze situatie dit en dit gedaan. Toch zijn de schulden niet opgelost, maar juist groter geworden. Wat adviseert u ons?”
Dat advies verschilt per geval. „De ervaring leert dat er zaken zijn die goed door een diaconie zelf op te lossen zijn. Mensen die een klein eenmansbedrijfje hebben gehad, maar dit niet langer draaiende konden houden en in de schuld terechtgekomen zijn. Mensen die plotseling werkloos werden. Met zulke mensen kun je als diaconie vaak goede regelingen treffen.”
Maar je komt ook andere gevallen tegen, zegt Drooger. „Diaconieën gaan daar verschillend mee om. Er zijn er die zeggen: Zo iemand moeten we ondersteunen. Maar er zijn ook diaconieën die daar terughoudender in zijn, die meer op de lijn staan van: Uit hoofde van ons ambt moeten we vlijtig inzamelen, maar ook zorgvuldig uitdelen. Zelf neem ik hier een beetje een middenpositie in en zeg ik: Als er geen aanleiding is, moeten we iemand niet wantrouwen. Is daar wel aanleiding toe, dan is het zaak door te vragen: Hoe is dit nu precies gekomen? Tegelijk geldt: Is er sprake van acute nood, dan moet je helpen. Als er een uithuiszettingsbevel komt bijvoorbeeld. Maar ook hier zeg ik: Ook dan hoef je niet meteen geld te geven. Je kunt dan gerust de betreffende instantie opbellen, dan wordt het proces absoluut stopgezet.”
Is er sprake van torenhoge schulden en ingewikkelde omstandigheden, dan adviseert de algemeen secretaris van DMZ een bureau voor schuldhulpverlening in te schakelen. „Vaak wijs ik dan op Modus Vivendi in Capelle aan den IJssel, een christelijke stichting voor schuldhulpverlening aan particulieren, waar wij goede ervaringen mee hebben. Daar zijn wel kosten aan verbonden: op het moment dat Modus Vivendi het traject ingaat, komen de kosten voor bemiddeling tussen het gemeentelid en de schuldeisers voor rekening van een derde, die garant staat voor de betaling. En het lijkt mij diaconaal om die kosten als diaconie te betalen.”
Met het inschakelen van een dergelijk bureau is de rol van de diakenen echter niet ten einde. Drooger: „Ik ben een tegenstander van uitbesteden, in de zin van: nu zijn we ervan af. Juist ook op het vlak van de pastorale begeleiding, maar ook op dat van het diaconaat, ligt er dan nog altijd een taak. Een belangrijke taak.”
Dit is het vijfde deel in een serie over schuldhulpverlening. Morgen op de economiepagina het slotartikel.