„Geloofsgroei betekent geen foutloos leven”
„In de reformatorische kerken worden allerlei eisen gesteld waaraan mensen moeten voldoen voordat ze kunnen geloven. Daarmee is de theologie van de rooms-katholieke kerk volop binnengehaald, die de heiliging voor de rechtvaardiging stelt.”
Deze indruk leeft bij prof. dr. H. J. Selderhuis, hoogleraar kerkgeschiedenis en kerkrecht aan de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA). Hij verwoordde zijn mening gisteravond tijdens de diesviering van Synopsis Purioris Theologiae in Leiden. Deze theologische studentenvereniging op gereformeerde grondslag trekt studenten uit de reformatorische gezindte die in Leiden theologie studeren.
Van de hand van prof. Selderhuis verscheen enkele jaren geleden het boekje ”Morgen doe ik het beter”, waarvan inmiddels 35.000 exemplaren verkocht zijn. „Het was niet mijn bedoeling er een succes van te maken,” merkte hij enigszins gekscherend op. „Inmiddels is de uitgever uit de rode cijfers en heeft hij mij gevraagd om een vervolgdeel te schrijven. Dat zou moeten gaan over hoe het moet met de levensheiliging. Ik heb gezegd dat ik het niet doe, omdat ik niet zou weten hoe het moet.”
Geloofsgroei is iets anders dan foutloos leven, stelt prof. Selderhuis. „We komen wel zonden te boven, maar niet de zonde. Calvijn schreef: „Je ziet steeds beter hoe ver je achterblijft.” We moeten ook in de levensheiliging telkens weer zien op het kruis van Christus.” De hoogleraar meent dat er te weinig echt naar de Schrift geluisterd wordt. In zijn betoog gaat hij uit van 1 Thessalonicensen 5:23 en 24: „En de God des vredes Zelf heilige u…” De nadruk valt op het woord onberispelijk. Het betekent niet dat een mens zonder fouten moet zijn, maar dat hij beantwoordt aan zijn doel: leven tot eer van God met dienst aan de naaste. „De sleutel daartoe ligt niet bij mensen maar bij God. De vraag is niet of je foutloos bent, maar of het gebed om heiliging er is. De tekst begint met „de God des vredes” en eindigt met „Die het ook doen zal.” De God Die voor de rechtvaardiging zorgt, zorgt ook voor de heiliging.”
De hoogleraar zat in de zesde klas bij een meester die in zijn bijbellessen reuzen in het geloof schetste. Dat doet geen recht aan de Bijbel, zegt prof. Selderhuis. „Als je de Bijbel leest, blijkt het met nogal wat gelovigen tegen te vallen. Er waren genoeg mensen bij die ik niet graag in de kerk zou willen hebben. God schakelt mensen in ondanks hun wanprestaties.”
De hoogleraar keerde zich tegen het dragen van armbandjes met de tekst WWJD (What would Jesus do?). De hoogleraar vreest dat -met alle goede bedoelingen- de focus zozeer op de levensheiliging ligt dat men steeds meer zijn tekort voelt. Een armbandje met de letters WHJD (What has Jesus done?) lijkt hem een beter idee.
Tijdens de discussie merkte iemand op dat het leven van een christen toch onberispelijk hoort te zijn. Prof. Selderhuis meent dat die intentie er zeker moet zijn, maar dat een christen niet foutloos wordt. „Geloven is liefhebben. De levensheiliging krijgt gestalte in de omgang met de Heere. Het is vergelijkbaar met een huwelijk. Je wilt het de ander naar de zin maken, maar er gaat wel eens wat mis. Ik neem wel eens een bos bloemen mee voor mijn vrouw. Dat doe ik niet omdat ik er anders niet meer inkom. Je doet dingen voor de Heere, omdat je Hem wilt dienen.”
Hoe moeilijk het is om te veranderen ten goede toont de hoogleraar aan met een voorbeeld uit zijn eigen leven. „Ik vind vergaderen vaak jammer van de tijd en blijkbaar liet ik dat duidelijk merken. Iemand sprak me daar eens op aan. Toen besefte ik dat ik er niet zo bij moest zitten. Nu bid ik voordat ik naar een vergadering ga: „Heere, geef dat een ander geen last van me heeft.””