Kritisch terugblikken op coronabeleid
Elkaar weer opzoeken, naast elkaar gaan staan. Nu het voorlopige einde van de coronapandemie zich aandient, blikt Nederland, denkt premier Rutte, het liefst vooruit. O ja? Een deel van de Kamer wil het omgekeerde: kritisch terugblikken. En politieke hoofdrolspelers hard afrekenen. Crisisexpert Arjen Boin: „We moeten de saamhorigheid terugvinden.”
Hoe je de juiste lessen kunt trekken uit een crisisbestrijding? Voor crisisexpert prof. dr. Arjen Boin is dat geen vraag. De hoogleraar publieke instituties en openbaar bestuur, tevens managing partner bij Crisisplan BV dat gespecialiseerd is in strategisch crisismanagement, liet vele rapporten door zijn handen gaan en kent de kwaliteitsnormen binnen zijn vakgebied. De essentie is volgens de Leidse wetenschapper: zorg voor een goede evaluatie, laat de politiek een verantwoordingsdebat voeren én kijk hoe het een volgende keer anders en beter kan. Maar, waarschuwt hij meteen, „dat is de theorie.”
De praktijk is weerbarstiger, wil Boin maar zeggen. En als één onderzoeksproces lastig te managen valt, dan is het de terugblik op de coronacrisis wel. Twee weken terug bracht de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) een rapport uit over het coronabeleid van het kabinet voor de periode maart-september 2020. Het instituut komt nog met twee vervolgdelen en halverwege dit jaar treft de Tweede Kamer waarschijnlijk de eerste voorbereidingen voor een parlementaire enquête. „Ook de ministeries van Volksgezondheid en Justitie zullen hun handelwijze onder de loep nemen”, verwacht Boin, „net als het RIVM.”
Nadat hij voor zichzelf een eerste tussenbalans heeft opgemaakt, is Boin kritisch. „Het eerste OVV-rapport sluit af met twee A4-tjes aanbevelingen, maar die zijn abstract en niet goed doordacht. De auteurs trekken geen duidelijke lessen, maar zeggen eigenlijk alleen, ongespecificeerd, dat het bij een volgende pandemie anders en beter moet. Tussendoor delen ze nog even lukraak een knal uit aan minister De Jonge over zijn leiderschapsstijl. Dat roept het beeld op van een kleine afrekening, maar daar moet de OVV juist ver van blijven. Daar heb je de parlementaire enquête voor.”
Dan is er nog een „weeffout” die de hoogleraar minstens zo veel zorgen baart: aan de bewindslieden die nu over Volksgezondheid en Justitie gaan, gaat de Tweede Kamer straks vragen óf ze lessen willen trekken uit de aanpak van hun voorgangers en zo ja welke. Waarschijnlijk gebeurt dat echter nog vóór ze verantwoording hebben afgelegd over het coronabeleid. Problematisch, vindt Boin. „En ingewikkeld, want het bemoeilijkt je bereidheid tot leren aanzienlijk als je weet dat er mogelijk een afrekening in de lucht hangt. Het kan implicaties hebben voor de schuldvraag als je zegt: Die les wil ik wel trekken, maar die niet. Dat legt een enorme hypotheek op het leerproces. Stel, de minister zegt: Het inzetten van het coronatoegangsbewijs was achteraf niet zo’n goed idee, dan geeft hij daar in de ogen van de Kamer eigenlijk mee toe dat hij of zijn voorganger iets fout heeft gedaan.”
Bovendien, vervolgt Boin, hoe meer rapporten er verschijnen, hoe groter de kans dat de verantwoordelijke bewindspersonen daarin gaan shoppen. „Ze kunnen dan zeggen: Deze aanbeveling neem ik wel over, maar die niet.”
China
Dat de aanpak van de coronacrisis ooit voorwerp zou worden van een parlementaire enquête konden nog maar weinig Kamerleden in januari 2020 bevroeden. Het coronavirus? Dat was het probleem van China. En van misschien nog enkele andere landen. Ons zou dit drama vast voorbij gaan.
Op 27 februari 2020 –zondag precies twee jaar geleden– wisten we beter: de eerste Covid19-besmetting in Nederland was een feit. Daarna ging het razendsnel. Persconferentie volgde op persconferentie. Premier Rutte sprak, wat hij nooit eerder deed, het land toe vanuit het Torentje. Op 23 maart zaten we opeens in een ”intelligente lockdown”; het was het begin van een twee jaar durend jojoën. Van verstrenging van beleid naar versoepeling. En vice versa.
Wat daarna óók snel ging: de roep om een evaluatie. De coronapandemie was amper enkele maanden oud of de oppositie vroeg al om een kritische doorlichting van de maatregelen. Het kabinet wuifde het weg. Nu waren we de brand aan het blussen; dit was toch niet het moment om te onderzoeken of de brandslangen snel genoeg waren uitgerold?
Rutte bouwde, als belangrijkste verantwoordelijke voor het coronabeleid, met het oog op latere evaluaties meteen ook een stevige disclaimer in. Nederland had toch, hoopte hij, wel door dat het kabinet zich bewoog op onontgonnen terrein, dat het schip van staat deels in de mist voer en dat hij –zijn favoriete uitdrukking– „met 50 procent feitenkennis voor 100 procent besluiten moest nemen”?
Hoe langer de pandemie echter duurde, hoe vaker de roep om een strenge terugblik oppopte. Was het kabinet in de bestrijding van corona niet te traag uit de startblokken gekomen? Waren grondwettelijke vrijheden van burgers niet al te gemakkelijk en al te drastisch ingeperkt? Hadden we als land onze crisisstructuur wel op orde? Zo kwam de evaluatiemachine langzaam maar zeker toch op gang.
De Algemene Rekenkamer (ARK) en de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) togen aan het werk. Ook besloot de Kamer, 4 november vorig jaar, tot een heuse parlementaire enquête. Daarnaast evalueerde een commissie de wet op de veiligheidsregio’s, nadat ook de inspectie Justitie en Veiligheid hier al haar licht over had laten schijnen.
In het gepolariseerde krachtenveld van vandaag de dag lijken minstens twee risico’s zich aan te dienen voor de komende maanden en wellicht jaren. Het eerste is dat de Tweede Kamer zich op sleeptouw laat nemen door de oppositie, door al te willen afrekenen voor alle feiten op tafel liggen.
Het tweede risico is precies omgekeerd: dat de Kamer te veel de huidige coalitie volgt (die zoals we weten naadloos samenvalt met de vorige) en pas praktische lessen gaat trekken nadat de parlementaire enquêtecommissie haar eindrapport heeft gepresenteerd.
Boven dit alles uit piekt de vraag: Waar zijn al die evaluaties op gericht en hoe verhouden ze zich tot elkaar? Zien we straks door de bomen het bos nog wel? „Met het evalueren van flitscrises hebben we intussen behoorlijk wat ervaring”, zegt Boin. „Corona was uitzonderlijk, zowel qua duur als qua intensiteit. Hoe we het evalueren daarvan moeten aanpakken, is deels een zoektocht. Dat moeten we eerlijkheidshalve gewoon onder ogen zien. De institutionele structuur daarvoor hebben we nog niet.”
Dedain
Dat de corona-aanpak een lange, felle politieke nasleep lijkt te krijgen, heeft Rutte III deels over zichzelf afgeroepen, tekent Boin aan. „Dat kabinet heeft behoorlijk wat dedain uitgestraald richting de Kamer. Een fundamenteel debat over het doel van het beleid, het gecontroleerd laten rondgaan van het virus, is Rutte altijd uit de weg gegaan. Dat kon later wel, vond hij. Dan moet je niet raar staan te kijken als de Kamer met geslepen messen staat te wachten wanneer het eindelijk zo ver is.”
Overigens gaat ook de Tweede Kamer zelf volgens hem bepaald niet vrijuit. „Kamerleden maken het Outbreak Management Team nu het verwijt dat het niet rolvast is geweest. Bij het opstellen van adviezen over mondkapjes zou het OMT zich niet alleen gebaseerd hebben op de wetenschap, zoals eigenlijk de bedoeling is, maar alvast hebben laten meewegen dat er een schaarsteprobleem was, zo luidt nu het verwijt.”
Je kunt je echter met recht afvragen, stelt de crisisexpert, hoe rolvast de Kamer eigenlijk zelf was. „Fundamentele debatten over vaccinatiedwang zijn vermeden en in plaats daarvan werd er eindeloos geëmmerd over de vraag of je op een buitenterras je 3G-coronapas nu wel of niet moest laten zien. Regelmatig ging de Kamer met het kabinet meeregeren; iets wat zij nu het OMT kwalijk neemt.”
Maak maar gauw een eind aan het grote terugblikken, want het leidt toch nergens toe; is dat Boins boodschap? „Zeker niet”, benadrukt de hoogleraar. „We moeten proberen de saamhorigheid weer terug te vinden, want er komen nieuwe crises aan en die moeten we samen doorstaan. En dat lukt ons des te beter als we eerlijk terugblikken en benoemen wat er niet goed is gegaan.”
Drammerig
Ook moet de politiek de vraag beantwoorden: valt hier in alle redelijkheid nu echt iemand iets te verwijten, stelt de Leidse wetenschapper. „Neem minister De Jonge. De man was misschien drammerig, irritant, maar op de keper beschouwd is het van tweeën één. Deed hij iets voor eigen gewin of politiek gewin én zijn daar mensen door overleden? Zo ja, dán moeten we even afrekenen. Of is het: die man deed gewoon zijn best? Ik hoop dat de parlementaire enquête ons bij die collectieve zoektocht behulpzaam zal zijn.”
En misschien, zegt Boin verwachtingsvol, lukt het ook de OVV zichzelf te herpakken. „Ik heb de hoop nog niet opgegeven dat zij in de twee vervolgrapporten alsnog met heldere en bruikbare lessen komen, waar de politiek voor een volgende crisis wat mee kan.”