Prof. Philipse: Alle gelovigen zijn ook atheïsten
Is geloven redelijk of onredelijk? Voor prof. dr. Herman Philipse is het geen vraag. „Als iemand claimt dat iets, God, bestaat, moet hij dat ook aantonen.” Wat hem betreft: „De enige integere intellectuele positie is het atheïsme.” En: „Ik heb nog nooit iets interessant zinvols in de christelijke godsdienst gezien.”
”De (on)redelijkheid van geloven”, zo luidde het thema van het publieke debat, woensdagavond in de -bomvolle- aula van de fonkelnieuwe universiteitsbibliotheek in Utrecht. Achter de tafel vier Utrechtse wetenschappers: prof. dr. Hans Jansen (faculteit letteren), prof. dr. Herman Philipse (wijsbegeerte), dr. Marcel Sarot (godgeleerdheid) en prof. dr. Anton Houtepen (godgeleerdheid).
„Het gaat vanavond om de kracht van de argumenten”, beklemtoont prof. dr. P. W. van der Horst, die de avond inleidt. „Het is dus niet de bedoeling dat u met stemverheffing gaat spreken. Ook scheldwoorden richting christendom of islam horen hier niet thuis.”
In alfabetische volgorde geven de vier wetenschappers hun „statement” af. Prof. Houtepen voert een pleidooi voor een redelijk godsgeloof. „De theologie, maar ook de cultuur, heeft het nodig om het weer eens over God te gaan hebben.”
„Er klopt iets niet met godsdienst”, stelt islamoloog Hans Jansen. „Sinds de Verlichting wachten verlichte intellectuelen op het moment dat de godsdienst verdwijnt. Zoals vrome Joden wachten op de komst van de Messias. Ik ben bang dat beiden tevergeefs wachten.” Het is een vergeefse zaak om godsdienst te bestrijden, zegt hij. „Zeker de islam.”
Alle gelovigen zijn ook atheïsten, meent prof. Philipse. „Als je Joods bent, geloof je niet dat de god Jupiter bestaat. Een gelovige doet dus aan ”religious favouritism” (religieuze voortrekkerij; red.). En dat maakt zijn positie erg moeilijk. Hij moet namelijk uitleggen waarom hij wel in zijn eigen God, maar niet in andere goden gelooft.”
Een atheïst, aldus Philipse, vraagt zich af: zijn godsdienstige overtuigingen zinvol? En: is het waarschijnlijk dat ze ook waar zijn?
Zelf beschouwt hij zich als een „universele atheïst.” Philipse: „Zo’n atheïst begint met niets te zeggen. Hij reageert pas als er een gelovige naar hem toekomt die iets beweert over God. Op dat moment vraagt hij: „Wat bedoelt u dan met God?” Dat zal ook mijn houding zijn in het debat van vanavond. U bepaalt het debat. En ik zal zeggen of het onzin is wat u zegt.”
Iedereen staat in een bepaalde traditie, stelt dr. Sarot. „Ik zal mijn christelijk geloof opgeven als bewezen wordt dat het onwaar is of dat het niet langer zin heeft. Ik ben gelukkig als christen. Het werkt, en ik zie geen beter alternatief.”
„Hoe kan materie bewustzijn hebben voortgebracht?” gaat hij verder. „Materie is niet inherent creatief. Bewustzijn is dat wel. Daaruit volgt dat de hele werkelijkheid is geschapen door een Hoogste Bewustzijn.”
En: „Als ik de verhalen over Jezus lees, kom ik voor de keus te staan: of die Man was niet goed wijs, of Hij wist iets over God te vertellen dat anderen niet wisten.”
Waarom is de traditie waarin Philipse staat beter dan de mijne? vraagt de wetenschapper, die aangeeft pas op latere leeftijd christen te zijn geworden. „Ik heb nog geen positieve argumenten voor zijn positie gehoord.”
Philipse: „Ik zeg niet dat het leuker is om atheïst te zijn. Maar als atheïst wil ik wel goede argumenten horen van de gelovige. Als een fysicus mij vertelt dat er zwarte gaten bestaan, dan zeg ik: „Zwarte gaten? Bewijs dat maar eens.” En dan komt hij met heel goede argumenten. Theologen doen dat niet. En daarom zeg ik: het atheïsme is de enige integere intellectuele positie. Ik zie nergens zo veel intellectuele humbug als bij theologen.”
Later op de avond, over de keuze óf Jezus was niet goed wijs, óf wat Hij zei was waar: „Ik erken dat dilemma niet als juist. Er is nog een derde alternatief, een culturele verklaring. Er waren in die tijd zo veel mensen die zichzelf Messias noemden. Jezus deed dat precies op het goeie moment.”
„Ik vind het heel mooi wat Philipse zegt”, zegt prof. Jansen. „Maar gelovigen zullen er schouderophalend aan voorbij gaan. Want waarom treden mensen tot een godsdienst toe? Voor de gezelligheid, om ergens bij te horen. En wat die intellectuele humbug betreft: het is toch fantastisch dat, bijvoorbeeld, het christendom zegt: Hebt uw naaste lief?”
Philipse: „Godsdiensten móéten wel iets van nut hebben, anders hadden ze al lang niet meer bestaan. Maar daar gaat het de filosoof niet om. Het gaat hem om de vraag: Zijn ze waar? En dan luidt mijn antwoord: Nee, het zijn illusies.”
Sarot: „Wij geloven allemaal dat allerlei dingen niét bestaan. Kabouters, noem het allemaal maar op. Maar volgens Philipse bestaat er één extra Wezen niet, de God van het christendom. Laat hem dat maar bewijzen.”
Zijn opponent raakt niet onder de indruk. „Deze omkering van de bewijslast werkt absoluut niet. Kabouters zijn zintuiglijk waarneembaar - als ze zouden bestaan. Bij kabouters kunnen we zeggen: Als ze hadden bestaan, dan hadden we ze waargenomen. Bij God niet.”
Hoe zit het met de godsbewijzen in de islam? wil discussieleider prof. dr. Willemien Otten weten. „Dat zijn dezelfde als die in het christen- en jodendom”, zegt Hans Jansen. „Maar het probleem ligt volgens mij ergens anders. Voor veel moslims is de koran een soort ”license to kill”, een vergunning om te doden. Het islamitische idee van godsdienst is niet: met een microscoop de verschillende godsbewijzen gaan bestuderen. Als wij onze godsdienstige aspiratie daartoe beperken, zijn we geen partij voor mensen die een wat gespierder verhaal hebben.”
Philipse: „Moet de theologische faculteit in Utrecht dan een guerrillafaculteit worden?”
„Ik vermoed dat ik u moet situeren in de hoek van het logisch positivisme”, voert een student theologie richting prof. Philipse aan. „Als dat zo is, hoe kijkt u dan aan tegen de veel gehoorde tegenwerping dat deze filosofische stroming, met zijn vooronderstelling dat alles empirisch bewijsbaar moet zijn, in zijn eigen zwaard valt? Immers, als alles empirisch bewijsbaar moet zijn, dan ook die vooronderstelling zelf. Maar die is dat niet.”
„Dit is heel ingewikkeld”, reageert de auteur van het ”Atheïstisch Manifest”. „Alleen al omdat het logisch positivisme zo veel stromingen kent. Val ik in mijn eigen zwaard? Nee. Kijk, als je beweert dat iets bestaat, dan vragen mensen naar redenen. Dat doe ik ook als het gaat om de bewering dat God bestaat. Als atheïst sta ik daar neutraal tegenover. Het enige wat ik vraag, is: Zijn de bewijzen overtuigend? En dan zegt ik: Nee.”
„Ik beschouw mezelf als atheïst”, meldt een andere student. „Maar ik vind uw stellingname dat het atheïsme alleen maar reactief is, te beperkt. Hebben we ook niet de plicht om het atheïsme uit te dragen, als alternatief voor het fundamentalisme - ook voor het christelijk fundamentalisme in Noord-Amerika?”
„Hier ligt ook een taak voor de theologie”, meent prof. Houtepen. „Zij heeft een belangrijke, positieve taak als het gaat om het reflecteren op de godsdiensten. Waarbij het criterium is of de integriteit van de mens al dan niet wordt geschaad. In de meeste godsdiensten is de vrouw niet gelijk aan de man. De theologie heeft de taak om daar de tegenargumenten voor te ontwikkelen. In die reflectie ligt ook de kracht van de theologiebeoefening van de laatste vijftig jaar. Het beeld van dogmatische theologen die per se hun eigen waarheid willen verdedigen, is niet juist.”
Philipse: „Argumentatief gesproken is het atheïsme reactief. Maar inderdaad, er wordt nogal eens gezegd dat het atheïsme geen zin aan het leven geeft, of dat het geen moraal heeft. Misschien moet het zich in dat opzicht wat proactiever gaan opstellen. Maar om mezelf nu als de voorbeeldatheïst te gaan opwerpen, daar ben ik ook de mens niet naar.”