Vragen bij Ross’ nadruk op mantelzorg
Ouderen, mensen met een handicap en andere hulpbehoevenden moeten in de toekomst eerst kijken of familie, vrienden en bekenden vrijwillig assistentie kunnen verlenen voor ze een beroep doen op professionele zorg. Dit uitgangspunt wil staatssecretaris Ross van Volksgezondheid wettelijk vastleggen. Het plan roept een aantal vragen op.
Het kabinet wil burgers meer eigen verantwoordelijkheid geven, zo staat in het regeerakkoord. In de zorg- en welzijnssector krijgt dat handen en voeten door het verplichten van mantelzorg waar dat mogelijk is. In het voorjaar komt Ross met de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO), waarin dat wordt vastgelegd. Vanmiddag heeft de Tweede Kamer met de bewindsvrouw over de hoofdlijnen van de nieuwe wet gedebatteerd.
De wet werkt als een drietrapsraket. Degenen die behoefte hebben aan ondersteuning, moeten eerst in hun eigen omgeving oplossingen zoeken. Als ze zelf geen hulp kunnen organiseren, kunnen ze bij de gemeente aankloppen. Die moeten de zorg opzetten en uitvoeren. Voor langdurige en chronische zorg voor ouderen, mensen met een handicap of met psychische stoornissen verwijst de gemeente door naar rijksvoorzieningen die uit de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) worden betaald.
„Niet leunen maar steunen”, zo vat de staatssecretaris de filosofie achter haar plannen kernachtig samen. Ross wil een samenleving waar mensen weer omkijken naar elkaar en waar solidariteit is tussen generaties en tussen zieken en gezonden.
De invoering van de WMO is geen bezuinigingsoperatie. De bewindsvrouw wil wel de uitdijende AWBZ beperken. De volksverzekering is in de jaren zestig ontworpen voor onverzekerbare risico’s, zoals opname in inrichtingen voor psychiatrie en gehandicaptenzorg. De premies voor deze volksverzekering zijn in de afgelopen jaren fors gestegen omdat er steeds meer vormen van zorg uit worden betaald.
Het meest ingrijpende onderdeel van de WMO is dat gemeenten per 1 januari 2006 verantwoordelijk zijn voor organisatie en uitvoering van huishoudelijke hulp. Deze zorg wordt nu betaald uit de AWBZ-pot.
Per 2007 gaat ook de dagbesteding voor mensen met een handicap en chronische psychiatrische patiënten uit de AWBZ naar de gemeenten. Dat geldt ook voor vervoer van en naar de instellingen die deze zorg verlenen en voor doventolken. De netwerken voor palliatieve zorg blijven in de AWBZ.
Onder de WMO vallen ook het vervoer van bejaarden en gehandicapten en welzijnsvoorzieningen als maaltijdvoorziening en recreatie voor ouderen, woningaanpassing, maatschappelijke opvang en vrouwenopvang. Deze voorzieningen worden nu grotendeels al via gemeenten geregeld.
De plannen van Ross lijken op het eerste gezicht niet zo spectaculair, maar niets is minder waar. De overheveling van voorzieningen vanuit de AWBZ naar de WMO betekent een fundamentele verschuiving. De AWBZ is namelijk een volksverzekering die een wettelijk recht geeft op hulp. Dat recht op zorg geeft de WMO niet. Gemeenten mogen de hulp bovendien op hun eigen manier vormgeven. Dat zal leiden tot grote verschillen tussen gemeenten.
Verder zet Ross in haar plan sterk in op mantelzorgers. Dat roept de vraag op wat van familie, vrienden en bekenden verwacht mag worden. Kan de overheid onbeperkt op hun inzet rekenen? En wat te doen met degenen die niemand hebben om te helpen?
Een volgend probleem is het persoongebonden budget (pgb). In de AWBZ zijn die budgetten gemeengoed. Cliënten krijgen geld waarmee ze zelf hun zorg inkopen. Dat biedt hen vrijheid en gelegenheid hulp te organiseren die het best bij hen en hun identiteit past. Maar of er pgb’s in de WMO komen, wil Ross overlaten aan gemeenten. Zoals het er nu naar uitziet, zal een deel van de gemeenten de zorg in natura aanbieden. Dan is het gedaan met de keuzevrijheid.
Ook identiteitsgebonden en landelijk werkende (neutrale) instellingen lopen gevaar. Te denken valt aan de vele organisaties voor gehandicaptenzorg in de gereformeerde gezindte, aan de Stichting Ontmoeting, Eleos en andere. Gemeenten kunnen besluiten geen zorg te creëren met een bepaalde identiteit. Burgers moeten dan naar neutrale instellingen of alles uit eigen portemonnee betalen.
Tijdens een SGP-congres over de WMO, begin september, heeft een topambtenaar van Ross gezegd dat er een manier gevonden moet worden om de toekomst van identiteitsgebonden instellingen te waarborgen. Maar in een brief aan de Kamer doet Ross weer een stapje terug. Ze legt de toekomst van de landelijk werkende identiteitsgebonden instellingen in handen van gemeenten.
De opstelling van Ross leidt tot problemen voor veel landelijk werkende en identiteitsgebonden instellingen. Ze zijn voor hun financiering straks grotendeels afhankelijk van de willekeur van gemeenten. Daardoor zal het moeilijker en in sommige gevallen zelfs onmogelijk zijn om aan geld te komen. En dat terwijl bij hen de zorgvraag eerder toe- dan afneemt.