Tendentieuze belichting van de jaren vijftig
Over de roerige jaren zestig van de vorige eeuw, jaren van grote maatschappelijke onrust, is al heel wat gepubliceerd. De daaraan voorafgaande jaren vijftig, de jaren van wederopbouw zo kort nog na de Tweede Wereldoorlog, waren in het volksgeheugen saai.
Dat beeld is aan herijking toe, vond journalist en schrijver Ad van Liempt. Vandaar zijn boek ”De roaring fifties. De vernieuwers van de jaren vijftig”. Hij tekent de vernieuwingen van de jaren vijftig aan de hand van een aantal portretten. Het boek begint er al direct mee hoe ‘preuts’ de jaren vijftig nog waren. Bij de eerste televisie-uitzending van het journaal verscheen een balletdanseresje op het scherm, waartegen door de NCRV(!) werd geprotesteerd. En het eerste tv-optreden van Annie M. G. Schmidt, de later bekende schrijfster van onder meer kinderboeken, werd door de leiding van de VARA gekuist, omdat ze in het programma ”Familie doorsnee” het woord ”kontje” gebruikte.
Het had alles te maken, vindt Van Liempt, met de nog dominerende kerk in het maatschappelijk leven en het daarmee gepaard gaande verzuilde bestel. Maar, zegt hij: „in werkelijkheid was er een aanzienlijk verschil tussen de preutsheid in de opvattingen van kerken en overheid en de werkelijkheid op de markt van liefde en geluk.” Het danseresje van het eerste journaal danste „op het slappe koord tussen traditie en moderniteit, en viel daarvan af.”
Vernieuwing
Van Liempt schetst dan een aantal naar zijn oordeel fundamentele vernieuwingen als voorboden voor de jaren zestig, waarin oude waarden en normen overboord gingen. Hij doet dat aan de hand van een elftal personen die aan de wieg stonden van die vernieuwingen. Zijn keuze noemt hij zelf subjectief. Maar het zijn wel allemaal mensen die door „conservatieve weerstanden” wisten heen te breken. Daarmee is dan intussen wel het tendentieuze van dit boek expliciet benoemd.
Wie de vernieuwers zijn? De jazzpianiste en zangeres Pia Beck, die de „preutsheid” inzake huwelijk en seksualiteit doorbrak. Mary Zeldenrust-Noordanus, die een einde maakte aan Nederland als „huisvrouwenland.” Annie M. G. Schmidt als inspirator van „de sympathieke rebellie.” De moderne literator Remco Campert. Egedius Joosten, de initiator van het betaald voetbal. Carel Enkelaar, de eerste hoofdredacteur van het NOS Journaal.
Van een ander genre zijn de hoofdstukken over Ab Heijn, „de koning van de supermarkt”, Marga Klompé, de eerste vrouwelijke minister, Jo Cals met zijn Mammoetwet voor het onderwijs en Mieke Bouman, „de heldin van miljoenen Nederlanders” vanwege de juridische bijstand die ze bood in de showprocessen van Sukarno.
Deltaplan
Het eerste hoofdstuk is gewijd aan Johan van Veen, „de vader van het Deltaplan.” Deze was een internationaal erkend specialist op het gebied van getijdenstromingen en waterbouwkundige voorzieningen. Maar hij stond bekend als drammer. Zijn studierapporten verdwenen in de kast van zijn superieuren. In 1952, toen er een nieuwe minister aantrad, kreeg hij het verzoek om op papier te zetten wat er moest gebeuren om Nederland weer veilig te maken, hoe lang die werkzaamheden zouden duren en wat ze zouden kosten. Op 29 januari 1953 leverde hij zijn rapport in: ”Afsluitingsplannen der tussenwateren”. Twee dagen later was er de watersnood „en werden Van Veens sombere voorspellingen werkelijkheid.”
Tijdsbeeld
Het tijdsbeeld dat Van Liempt schetst is tendentieus. Als de kerk nog voorkomt is ze preuts en de ‘vernieuwers’ van zede en moraal staan model voor dat tijdsbeeld. Ongetwijfeld hebben genoemde personen invloed gehad. De televisie met breed amusement werd het medium voor het volk. Betaald voetbal –de moderne slavenhandel– werd volksvermaak nummer een. Annie M. G. Schmidt kreeg met haar kinderboeken een breed bereik, maar was voorbode van een rebelse geest in de zestiger jaren. De Mammoetwet bracht inderdaad radicale verandering in het onderwijs, al is de wet zelf ter ziele gegaan. De super liet de dorpswinkel verdwijnen en ons kabinet telt vandaag voor de helft vrouwelijke ministers.
Babel
De optiek waaruit Van Liempt de jaren vijftig beschrijft is op zich seculier van aard. Nergens is sprake van fundamentele cultuurkritiek of enige verwijzing naar literatuur dienaangaande. Er zijn auteurs geweest die de jaren zestig, ingeleid door de jaren vijftig, fundamenteel anders in beeld hebben gebracht. Dan viel het woord Babel of Babylon. Egbert Schuurman sprak van Babelcultuur in verband met (onder meer) de macht van de techniek. De historicus James Kennedy schreef zijn boek ”Nieuw Babylon in aanbouw”, met referentie aan een kunstenaar die in 1959 de homo ludens (spelende mens) voor de jaren zestig tekende. Dr. W. Aalders schreef ”In verzet tegen de tijd. Een protest tegen de verwereldlijking van God en de vergoddelijking van de wereld”. Daarin bracht hij de grootspraak van de mens ten tijde van de torenbouw van Babel over naar deze tijd: „Kom aan, laat ons een toren bouwen, waarvan het opperste tot aan de hemel reikt.” Waarop God zei: „Kom aan, laat Ons neerdalen en hun spraak aldaar verwarren.”
Wat Van Liempt schrijft is feitelijk juist in de beschrijving van aspecten van een tijdsbeeld. Hij onderbouwt zijn betogen met geraadpleegde literatuur. Maar als het gaat om de geschetste vernieuwingen, die in Van Liempts optiek worden aangejaagd door „visionaire mensen” met een vastomlijnd plan voor een betere toekomst, dan hebben we betere boeken nodig – om behalve het tijdsbeeld ook de tijdgeest te verstaan en te kunnen weerstaan.
Boekgegevens
De roaring fifties. De vernieuwers van de jaren vijftig, Ad van Liempt; uitg. Balans; 304 blz.; € 21,99