Moederbedrijf Albert Heijn flink omlaag op Amsterdamse beurs
Supermarktconcern Ahold Delhaize was woensdag de grote verliezer op de Amsterdamse beurs na slecht ontvangen jaarcijfers. Het moederbedrijf van Albert Heijn en bol.com presteerde in 2021 weliswaar sterk, maar beleggers schrokken van tegenvallende vooruitzichten voor de winst. Verder werden op de financiële markten onder meer cijfers van Heineken en laadpalenfabrikant Alfen verwerkt. Ook hield iedereen de spanningen rond Oekraïne scherp in de gaten.
Ahold Delhaize zakte dik 7 procent bij de hoofdfondsen op het Damrak. Het concern bleef profiteren van de coronacrisis en boekte afgelopen kwartaal meer omzet. De resultaten in het slotkwartaal waren volgens topman Frans Muller beter dan voorzien ondanks uitdagingen in de toeleveringsketen en inflatiedruk. Maar voor het concern is het wel lastig de gestegen inkoopprijzen door te berekenen aan klanten, en dat kan komende tijd drukken op de marges. Muller verklaarde ook er alles aan te doen om de prijzen in de supermarkt niet te hard te laten oplopen.
Heineken steeg juist bijna 2 procent. De brouwer verkocht in 2021 meer bier, waarbij klanten volgens het concern sneller kiezen voor de wat duurdere biertjes. Het concern denkt dit jaar wel last te krijgen van inflatie. Zo zijn de prijzen van grondstoffen, vervoer en energie flink gestegen en zal de brouwer die gaan doorberekenen aan klanten.
In de MidKap was Alfen veruit de sterkste stijger met een koerswinst van bijna 14 procent. Het bedrijf profiteert naar eigen zeggen volop van de energietransitie die op stoom komt en boekte afgelopen jaar flink meer winst. Vopak zakte zo’n 3 procent. Het tankopslagbedrijf, dat ook met cijfers kwam, liet weten dat de opslagtanks minder goed gevuld waren vanwege de hoge olieprijs.
De stemming op de beurzen bleef verder voorzichtig in afwachting van de verdere ontwikkelingen rond Oekraïne. De AEX-index op Beursplein 5 sloot 0,5 procent in de plus op 758,92 punten. De MidKap klom 0,7 procent tot 1057,66 punten. De graadmeters in Parijs en Frankfurt verloren tot 0,3 procent. Londen daalde 0,1 procent na een verdere stijging van de Britse inflatie tot het hoogste niveau in bijna dertig jaar.
De euro was 1,1377 dollar waard, tegen 1,1357 dollar een dag eerder. De prijs van een vat Amerikaanse olie klom bijna 3 procent tot 94,62 dollar. Brentolie kostte ook een kleine 3 procent meer, op 95,68 dollar per vat.