Kamerleden bezorgd over gespannen sfeer rond kinderhartcentra
De Tweede Kamer is niet blij met de manier waarop wordt gediscussieerd over de concentratie van gespecialiseerde zorg voor kinderen met een aangeboren hartafwijking. Maandag kwamen artsen van de vier ziekenhuizen die die zorg nu leveren, naar de Kamer om hierover mee te praten.
Tijdens een zogenoemd rondetafelgesprek spraken artsen van de centra van de academische ziekenhuizen in Groningen, Utrecht, Rotterdam en een samenwerking van Leiden en Amsterdam (CAHAL). Het is de bedoeling dat kinderen en volwassenen die de specialistische hartzorg nodig hebben straks alleen nog in Utrecht en Rotterdam terechtkunnen. Artsen van CAHAL en Groningen uitten daar hun zorgen over.
„Ik vind het wel zorgelijk en pijnlijk om te zien hoe de onderlinge verhoudingen nu zijn. Die voel ik hier en zie ik ook non-verbaal bij u ontstaan”, zei Attje Kuiken van de PvdA. Corinne Ellemeet (GroenLinks) merkte hetzelfde op. Zij vroeg minister Ernst Kuipers (Volksgezondheid) om beter te onderbouwen waarom teruggegaan wordt naar deze twee centra. Zo hadden meer aanwezigen kritiek op de gang van zaken, mede omdat het debat over de concentratie van dit soort zorg al dertig jaar loopt.
Wieke Paulusma (D66) noemde het gesprek „erg ongemakkelijk”, ook voor de ouders van kinderen met hartklachten. „Ik denk dat wij automatisch minder verstand hebben van dit dossier dan u allen”, zei Nicki Pouw-Verweij van JA21 tegen de artsen. De Kamer moet nu een besluit nemen omdat de specialistische centra er zelf niet uit zijn gekomen, en dat zal volgens het Kamerlid de inhoud „waarschijnlijk niet ten goede” komen. „Ik denk dat dat iets is waar iedereen zich ook wel een beetje verantwoordelijk voor mag voelen.”
Naast de specialisten waren een huisarts, kindercardioloog uit Nijmegen, een gynaecoloog en een verpleegkundige aanwezig. En de Kamer sprak met vertegenwoordigers van organisaties voor mensen met hartklachten, waaronder de Hartstichting. Die waren het erover eens dat concentratie nodig is, en dat de locatie van die hartcentra minder belangrijk is dan de kwaliteit. Verder kwamen de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, Zorginstituut Nederland en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) aan bod.
Minister Kuipers kondigde vrijdag extra onderzoek aan naar de kwestie. Daar zal de NZa deze week mee beginnen, aldus voorzitter Marian Kaljouw. Zij hekelde de „grote verdeeldheid” die is ontstaan. „En in plaats van een gezamenlijk debat in het belang van het kind nemen professionals en bestuurders elkaar de maat”, aldus Kaljouw. „Als dit de voorbode is voor de implementatie van passende zorg, dan kunnen we beter iets anders gaan doen. Want dan gaat het er namelijk nooit komen.”