Bijna 20 jaar voor verkrachten en doden Zaanse Milica van Doorn
Het gerechtshof in Amsterdam heeft donderdag de 51-jarige Hüseyin A. in hoger beroep veroordeeld tot negentien jaar en zeven maanden cel voor het verkrachten en doden van Milica van Doorn (19) in juni 1992 in Zaandam. Volgens het hof heeft A. het slachtoffer verkracht en haar vervolgens gedood om de ontdekking van het zedenmisdrijf te voorkomen.
Van Doorn werd in de nacht van 7 op 8 juni 1992 in de Zaanse wijk Kogerveld verkracht en met extreem geweld om het leven gebracht. De dader liet haar zwaar toegetakeld en half ontkleed achter in een sloot, bedekt met riet. Volgens het hof heeft Van Doorn zich hevig verzet. „Zij moet verschrikkelijke laatste minuten van haar te korte leven hebben doorgemaakt.”
De zaak bleef lang onopgelost. A. kwam in 2017 als verdachte in beeld na een zogeheten DNA-verwantschapsonderzoek waaraan A. niet wilde meewerken maar zijn broer wel. Een in het lichaam van het slachtoffer gevonden spermaspoor wees A. als vermoedelijke dader aan.
Na een reeks wisselende verklaringen zei A. dat hij een geheime seksuele relatie met Van Doorn heeft gehad. Dat zou het onmiskenbare spoor moeten verklaren. Het hof gelooft hem niet. „Een volstrekt ongeloofwaardig verhaal, dat extra kwetsend is voor de nabestaanden van Milica.” A. is de enige die de „vele onbeantwoorde vragen” van familie en vrienden van het slachtoffer had kunnen beantwoorden. Dat hij dat heeft nagelaten neemt het hof hem kwalijk.
De rechtbank legde A. in 2018 twintig jaar cel op. Hij ging daartegen in hoger beroep. Later wilde hij dat weer intrekken, maar dat accepteerde het hof in dat late stadium niet meer, in het belang van de waarheidsvinding en van de nabestaanden.
Tijdens het proces bij het Amsterdamse hof bleef A. ontkennen. Hij hield vast aan een korte, vooraf opgestelde verklaring en wilde geen nadere vragen beantwoorden. Donderdag herhaalde hij, voorafgaand aan de uitspraak, dat hij niet de dader is. „Ik blijf erbij, ik heb dit niet gedaan.” De in groten getale bij de uitspraak aanwezige nabestaanden vonden zijn herhaalde ontkenning „stuitend”.
Het hof vond in beginsel twintig jaar cel op zijn plaats. Het rechtscollege moest bij het bepalen van de straf rekening houden met een eerdere veroordeling van A. en met het feit dat de zaak in hoger beroep langer heeft geduurd dan gewenst. Het Openbaar Ministerie had in hoger beroep negentien jaar en elf maanden geëist. Het OM vond dat de lange duur van de zaak voor rekening van de verdachte moest komen.