Overheid moet in energiebeleid scherper kiezen
De overheid moet scherpere keuzes maken in een nieuw energiebeleid dat meer dan voorheen op duurzaamheid is gericht. Nederland moet vooral aan de slag met zijn sterke kanten en specifieke omstandigheden. Daardoor krijgt het bedrijfsleven kansen om een vooraanstaande rol te spelen op de groeiende wereldmarkt van duurzame energie.
Dat schrijven de Algemene Energieraad (AER) en de VROM–raad in een gezamenlijk advies aan minister Brinkhorst van Economische Zaken en staatssecretaris Van Geel van Milieu. Tot de sterke punten van Nederland rekenen beide adviesraden onder meer gastechnologie, toepassingen van biomassa en ondergrondse opslag van kooldioxide. De overheid moet hier duidelijke keuzes maken, „want Nederland kan zijn talenten en middelen nu eenmaal niet op alle fronten inzetten".
De centrale rol in de overgang naar een vernieuwend energiebeleid is voor de overheid, zo stellen de twee raden in het dinsdag gepubliceerde advies. Die moet de leiding nemen in het samenspel tussen bedrijfsleven, kennisinstellingen, consumenten en maatschappelijke organisaties zoals de milieubeweging.
Ook moet er een energietransitiefonds komen. Dat moet ervoor zorgen dat op lange termijn voldoende geld voor het energiebeleid beschikbaar blijft. Volgend jaar heeft de regering 850 miljoen euro uitgetrokken voor energietransitie, zo schrijven de raden. Daarbij vragen zij zich echter ook af of dit bedrag voldoende is. Vooral aan demonstratieprojecten en marktintroductie zou de overheid meer geld moeten uitgeven.
Kostenbesparing moet niet langer de nadruk krijgen binnen de kerngebieden waar Nederland voor moet kiezen. Nederland moet meer inzetten op selectie en variatie. Daarbij zal af en toe ook leergeld moeten worden betaald.
Internationaal gezien mag Nederland geen genoegen nemen met een plaats in de middenmoot. „Nederland moet actief meedoen in de kopgroep" om op Europees niveau de ombouw naar een vernieuwend energiebeleid gestalte te geven.
De overgang van het huidige energiesysteem is nodig om problemen als klimaatsverandering en toenemende afhankelijkheid van olie en gas uit politiek instabiele regio’s aan te pakken. Beide raden stellen dat de omschakeling tientallen jaren in beslag nemen.
De keuze voor een duurzame energiehuishouding die het ministerie van Economische Zaken heeft gemaakt, noemen de AER en de VROM–raad een goed begin, maar die aanpak moet breder en intensiever worden. Ook op andere terreinen zoals wonen, verkeer en vervoer en land– en tuinbouw dient een duurzame energiehuishouding meer aandacht te krijgen.
LET OP E M B A R G O