„En een ieder, die deze hoop op Hem heeft, die reinigt zichzelf, gelijk Hij rein is.”

Een huichelaar is als Judas, wiens roeping om het Evangelie te prediken niet aan hemzélf geheiligd werd, want Christus zal Zijn volk Zelf heiligen. Maar bedenk: zij moeten Christus’ lastbrief hebben, want anders kunnen zij niet een volk van nut zijn, tot wie zij zeggen gezonden te zijn. Want de Heere zegt over de profeten, die liepen en niet gezonden waren, dat zij het volk helemaal niet van nut konden zijn (Jeremia 23:21, 22).

Belijders kunnen een grote hoop koesteren en nochtans … nabij het Koninkrijk der hemelen zijn. Zie de dwaze maagden, toen zij met de anderen uitgingen de bruidegom tegemoet en hun lampen bereidden! Maar, zoals Job van de huichelaar zegt, zo mag ik van de zodanigen zeggen: „Zij zullen God niet te aller tijd aanroepen!” (Job 27:10). Zij willen niet altijd op God vertrouwen en hun hoop op Hem vestigen.

Ook missen zij dit onderscheiden kenteken van een waar gelovige: „En een ieder, die deze hoop op Hem heeft, die reinigt zichzelf, gelijk Hij rein is” (1 Johannes 3:3). Daarom missen zij het kenmerk van ware genade, indien zij niet trachten hun hart te zuiveren en te reinigen van alle zonden. De ware hoop wordt in het hart gewerkt door de Geest Gods, maar de hoop van de huichelaar wordt door hemzelf gewerkt en hij weet niet vanwaar ze kwam.

James Renswick, predikant in Schotland

(”In tijden van vervolging”, 1939)