Hongaarse verkiezingen nek-aan-nekrace
In Hongarije vindt zaterdag de eerste ronde van de parlementsverkiezingen plaats. De partij van zittend premier Viktor Orbán is in een nek-aan-nekrace verwikkeld met de socialisten van de bankier Péter Medgyessy. Een belangrijke rol lijkt te zijn weggelegd voor de extreem rechtse Gerechtigheidspartij.
Sinds 1989 -het jaar waarin er een einde kwam aan het eenpartijstelsel in Hongarije- is er nog geen enkele zittende regering in geslaagd na de parlementsverkiezingen door te regeren. Of dit na de tweede stembusronde op 21 april opnieuw het geval zal zijn, is hoogst onduidelijk. De opiniepeilingen lieten de afgelopen maanden aanzienlijke verschuivingen zien. Bovendien kwamen de verschillende instituten met uiteenlopende resultaten. Veel Hongaren hebben daar wel een verklaring voor. Het sterke vermoeden bestaat dat de onderzoeksbureaus niet objectief zijn, maar zich laten leiden door partijpolitieke overwegingen. In ieder geval lieten de meeste peilingen van eind maart een lichte voorsprong voor de regering zien.
De twee belangrijkste partijen in de verkiezingsstrijd zijn de regerende Jonge Democraten (Fidesz-Burgerpartij) en de Socialistische Partij (MSzP). De Fidesz, die vier jaar geleden nog het imago had van een rechts-liberale partij, is inmiddels een brede volkspartij geworden. Kleine conservatieve en christen-democratische partijen zijn de afgelopen periode nagenoeg geheel in de partij van premier Viktor Orbán opgegaan.
Dat betekent niet dat de Jonge Democraten niets meer hebben te duchten van andere partijen aan de rechterkant van het politieke spectrum. Concurrentie is er van de Partij van de Gerechtheid en het Leven (MIEP) van de dichter en voormalig spion Istvan Csurka. Vier jaar geleden haalde hij met 5,5 procent van de stemmen net de kiesdrempel van 5 procent. Naast de MIEP zijn er nog de Centrumpartij van de vroegere minister van Financiën Mihaly Kupa en de Partij van de Kleine Boeren onder leiding van Jozsef Torgyan. Beide partijen zullen de kiesdrempel waarschijnlijk niet halen, maar kunnen wel de broodnodige stemmen bij de Jonge Democraten wegkapen.
Aan de linkerkant heeft de socialistische MSzP concurrentie van de orthodox-communistische Arbeiderspartij en van Nieuw Links, een groep politici die onlangs bij de socialisten is weggelopen. Onzeker is in hoeverre de links-liberale Vrije Democraten een bedreiging vormen voor de MSzP. Veel zal afhangen van de vraag of de partij de stemmen die in 1998 verloren gingen aan de Fidesz, terug kan winnen.
Voor de MIEP lijkt in de verkiezingen een cruciale rol weggelegd. De partij doet een beroep op nationalistische gevoelens bij de kiezers, gaat tekeer tegen de invloed van de westerse economie op Hongarije en protesteert tegen de globalisering in het algemeen. Het kiezerspubliek bestaat voornamelijk uit sociaal verbitterde burgers. Afgelopen september bestond de MIEP het om de terroristische aanslagen in New York en Washington toe te juichen.
Uitingen van nationalisme gaan bij de MIEP gepaard met een stevige dosis antisemitisme. Een van de aspirant-parlementsleden en in het dagelijks leven radiopresentator, Tibór Franka, zei onlangs via de radio over Joden: „Bij deze mensen druppelt de neus, liggen de oren dieper dan de neus en ze smakken.”
Partijleider Csurka van de MIEP verwacht dat zijn partij morgen ten minste 10 procent van de stemmen in de wacht zal slepen, iets wat de peilingen bevestigen. Maar ook al haalt Csurka dat percentage niet, dan nog kan de MIEP een machtsfactor van betekenis zijn. De rechts-extremisten kunnen er namelijk voor zorgen dat de regering haar meerderheid verliest, zodat de vorming van een coalitie noodzakelijk wordt.
De Jonge Democraten hebben samenwerking met de MIEP al op voorhand uitgesloten. Niet iedereen in Hongarije is daarvan echter overtuigd. In de afgelopen regeringsperiode zijn de Jonge Democraten de MIEP verscheidene malen tegemoetgekomen. Ook heeft Orbán zich er niet aan gebrand, openlijk afstand te nemen van de omstreden uitspraken van partijleden van de MIEP. De premier beseft dat hij de MIEP-stemmers in de tweede ronde over veertien dagen goed kan gebruiken.
Ingewijden sluiten niet uit dat Orbán na de verkiezingen eventueel bereid is om met gedoogsteun van de MIEP als minderheidsregering verder te gaan. De biograaf van de premier, Péter Kende, zei deze week in het Duitse blad Der Spiegel dat Orbán „een mens zonder morele scrupules is.” Hij zou zich in zijn handelen door niets anders laten leiden dan door machtswellust.
Het alternatief voor een rechtse samenwerking is een grote coalitie tussen de Jonge Democraten en de socialisten. Dat lijkt op dit moment echter onwaarschijnlijk. In de strijd om de gunst van de kiezers gaat het er tussen beide keihard aan toe en zowel de Fidesz-Burgerpartij als de MSZP acht het onvoorstelbaar dat ze na de verkiezingen samen een regering zullen vormen.
De Jonge Democraten proberen ondertussen hun meerderheid in het parlement te behouden door de kiezers te wijzen op de economische successen van de afgelopen periode. De economie groeide met 4 procent, de binnenlandse consumptie steeg met bijna hetzelfde percentage, de werkloosheid daalde tot onder de 6 procent en ook de inflatie werd teruggedrongen, hoewel die het afgelopen jaar nog 9 procent bedroeg. De oppositie pareert deze aanval door erop te wijzen dat die successen juist zijn te danken aan het stabiliteitspact dat de socialisten in de vorige regeringsperiode realiseerden.
Of de kiezers onder de indruk zullen zijn van deze wapenfeiten, valt nog maar te bezien. Tweederde van de bevolking zit nog steeds onder het inkomens- en bestedingsniveau van voor 1989. Andere onopgeloste problemen zijn het onderwijs en de gezondheidszorg.
Niet alleen de Hongaren wachten de uitslag van de verkiezingen met spanning af. Ook in Brussel wordt de stembusgang met argusogen gadegeslagen. Hongarije is tot nu toe het beste jongetje van de klas in de strijd om het lidmaatschap van de Europese Unie. Van de in totaal 31 hoofdstukken in de toetredingsonderhandelingen zijn er inmiddels 24 afgesloten. Hongarije lijkt op tijd klaar te zijn voor toetreding in 2004. De Unie zit echter niet te wachten op een land dat een nationalistische koers gaat varen en racistische trekken begint te vertonen. De eventuele deelname van de MIEP aan een nieuwe regering zou het lidmaatschap van de EU zelfs in gevaar kunnen brengen.