Zorg om de kerk...?
Gaat het ons in coronatijd vooral om het bijeenhouden van de kerkelijke gemeente of is er een hoger doel?
Bij veel ambtsdragers en gemeenteleden die je spreekt, proef je zorg. Zorg om de gemeente. Het is ook een zorg die we bij elkaar zullen herkennen. „Hoe komt de gemeente door deze tijd van crisis heen? Hoe komt ze eruit?” En niet te vergeten: „Hoe blijft ze bijeen? Hoe houden we haar bijeen?” Er dreigen schapen weg te zwerven. De trouw wordt beproefd. De digitale mogelijkheden om her en der te kerken, zijn bijna onbeperkt. Jongeren, bijzonder gebaat bij contact met leeftijdsgenoten, hebben het zwaar. Deze zorg óm de gemeente vertaalt zich ook in zorg vóór de gemeente. En dat is goed en nodig. Mag ik er desalniettemin een kritische vraag bij stellen?
Uiteraard ben ook ik doordrongen van het belang van onderlinge contacten, samenbinding, gemeenschapszin en dergelijke. Toch lijkt het soms alsof we de gemeente naar haar wezen bezien als een groep gelijkdenkende mensen in plaats van leden die verbonden zijn vanwege hun verbondenheid met Christus. De onderlinge gemeenschap die de gemeente kenmerkt is primair een geestelijke realiteit en geen sociologische realiteit. Dat laatste is ze óók. Dat is een aspect van de gemeente als gemeenschap. Het is niet haar wezen, laat staan dat we haar vooral zo zouden bezien.
Nu is er veel inspanning gegeven om de gemeente onderling in verbinding te houden. We streamen diensten, zoomen, skypen, appen en wat dies meer zij. En ik haast mij om te zeggen dat er in de achterliggende tijd op dat vlak veel gedaan is en dat dankzij de techniek mensen verbonden konden blijven. Verbonden met… de gemeente, de kerk, elkaar. Heel af en toe bekruipt mij het bange gevoel dat die verbinding zomaar de voornaamste schakel kan worden. Misschien –ik wil mijn woorden voorzichtig kiezen– heeft deze coronacrisis een andere crisis aan het licht gebracht… En doet ze ons de ontdekking aan de hand dat een georganiseerd kerkelijk leven, dat er in veel opzichten goed en geolied uitziet, nog niet hetzelfde is als geestelijk leven. De trouw wordt beproefd, maar ware trouw mag ook worden beproefd.
Laten we naar de échte nood vragen, laten we naar het hart vragen. Eerst en vooral ons eigen hart. En, in die weg verootmoedigd, vragen naar het hart van de schapen van de kudde. Want: het gaat niet eerst en vooral om kerkelijke trouw. Het gaat eerst en vooral om de trouw jegens Hem! En ja, die brengt de Heilige Geest je bij in de kerk. En Hij leert je ook liefde tot de kerk. Maar het gáát om de trouw jegens Hem. Geworteld in en levend van de trouw van Hem. Ik las nota bene bij kardinaal Robert Sarah: „Door lukraak van alles te organiseren, wordt de illusie in stand gehouden dat het gaat om wat wij doen, dat het draait om ons menselijke handelen – overtuigd als we zijn dat dit het enige is wat werkt.”
Zullen we niet eerst en vooral om Gód verlegen zijn? Om het leven van Zijn Geest, in ons, onze gemeenten, in de kerk. Om wat Hij doet. Wat beweegt ons werkelijk? Wat weegt het meest? Wat gaat u en mij nu vooral aan het hart? Gaat het ons vooral om het op peil houden van het getal? Gaat het ons vooral om het op peil houden van de inkomsten? Gaat het ons er vooral om dat we bekendstaan als een dominee die veel mensen trekt, en die met name daarom bezorgd is als mensen dreigen te verdwijnen? Of… gaat het ons voor alles en boven alles om God? En gaat het om de zaligheid? Om wedergeboorte, geloof en bekering? Om de kennis van Christus? En dan hoort u mij natuurlijk niet zeggen dat het ons onberoerd moet (of mag) laten, als mensen wegzwerven of afhaken. En we hébben er met alles wat in ons is naar te staan om er zo veel mogelijk toe te brengen. Maar het gaat niet om de gemeente, het gaat niet om de kerk, het gaat al helemaal niet om ons en onze reputatie. Het gaat om Hem! En in Zijn eer is de zaligheid van zondaren begrepen.
De auteur is universitair docent praktische theologie en apologetiek aan het Hersteld Hervormd Seminarie. Weerwoord gaat in op vragen die in deze tijd op christenen afkomen.