Kerk onder communistisch toezicht
Stel je voor: je leeft in het vrije Westen en hebt contact met kerken in een dictatoriaal regime. Wat moet je doen: eerlijk het regime kritiseren, maar dan nooit meer welkom zijn, of de kerken steunen en bemoedigen? Beatrice Jansen-de Graaf promoveerde maandag op de relatie tussen de Duitse Democratische Republiek (DDR), de Nederlandse kerken en de vredesbeweging.
De titel van haar proefschrift luidt ”Over de muur. De DDR, de Nederlandse kerken en de vredesbeweging” (uitg. Boom, Amsterdam). Het is een boek met de nodige onthullingen. Zoals het feit dat Mient Jan Faber, secretaris van het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV), een van de grootste staatsvijanden was voor de DDR. „Het beeld van het IKV als een stelletje naïeve mensen klopt niet, want haar poging om zich in de DDR in te zetten voor vredessolidariteit, de dissidenten en de mensenrechten was natuurlijk een doorn in het oog van de SED-regering van Erich Honecker.”
Dr. Jansen-de Graaf (28), als historicus en docent werkzaam aan het Instituut voor Geschiedenis van de Universiteit Utrecht, wilde onderzoeken hoe de Koude Oorlog aan de basis leefde. „Zo kwam ik terecht bij kerken en vredesgroeperingen.”
„Honderden kerken hadden in de jaren zeventig gemeentecontacten met de DDR. Parallel daaraan waren er talrijke vredesgroepen, verenigd in het IKV en Pax Christi, die ook contacten hadden met vredesgroepen aan de andere kant van de Muur. Ze waren opgezet vanuit het gevoel van solidariteit met het andere Europa, in dit geval het communistische Duitsland.
Globaal kan van een drietal groepen worden gesproken: rechts stelde dat het Oostblok één tranendal was, vol verdrukking; links verheerlijkte het communisme en zag Jezus bij wijze van spreken als de eerste marxist; de grote middengroep was noch anticommunistisch, noch genegen om het westers kapitalisme als het één en al te omarmen. Zij zochten een tussenweg. Die driedeling was er ook in het Oostblok. De meerderheid van de kerken in Nederland en in de DDR bewandelde deze derde weg.”
Dr. Jansen-de Graaf moet vaststellen dat de westerse kerken zich hebben aangepast aan het Oost-Duitse regime, maar dat deed iedereen in het Westen, zegt zij. Ook de westerse regeringen onderhielden diplomatieke betrekkingen met de communistische regimes. „De kerken voelden zich geroepen verzoening na te streven, maar zij realiseerden zich niet dat verzoening haaks stond op het machtsdenken van de SED. Dit mag je echter niet direct naïef noemen; het was de consequentie van hun geloofsovertuiging.
De kerken vonden dat het conflict tussen West en Oost in strijd was met Gods bedoeling. De bijbelse boodschap was volgens hen het slaan van bruggen en het bewerken van vrede. Voor de kerken in het Westen waren de kruisraketten en de neutronenbom de bron van alle ellende; niet zozeer het communisme. Niettemin hebben zowel de kerken als de regeringen de ideologische kloof tussen West en Oost onderschat. Juist de communistische ideologie verschafte de DDR haar bestaansrecht. Daarin werd de republiek gesteund door Moskou. Toen Sovjetleider Gorbatsjov Honecker de rugdekking van het Rode Leger ontzegde, was het ook gauw gebeurd met de DDR.”
De promovenda concludeert dat zowel de kerken als de regering de omvang van de repressie hebben onderschat. „Dat had ook te maken met het algemene tijdsbeeld. De kerken in Nederland waren over het algemeen progressief, erg maatschappelijk geëngageerd, ze ijverden voor het Koninkrijk van God hier en nu. Dat was de achtergrond van de Raad van Kerken en de Europacommissie van de Nederlandse Hervormde Kerk. De kerken waren zoals dat toen heette antifascistisch. Groepen zoals Christenen voor het Socialisme gingen nog veel verder en hadden grote waardering voor het socialisme in de DDR.”
Maar er waren toch ook genoeg christenen die waarschuwden voor het communisme en Bijbels naar de DDR smokkelden?
„Dat klopt. Dat waren vooral de behoudende christenen, zoals zij die actief waren in Open Doors en Kom Over En Help (KOEH). Maar hebben zij wel alles gedaan om de kloof te dichten? Goed, zij gaven geld en Bijbels, maar hun contacten waren vooral hulp-, en niet zozeer ontmoetingscontacten. De meeste christenen in de DDR zagen zich in de jaren zeventig en tachtig echter niet langer als lijdende kerk of als martelaren. Zij vonden dat je ook binnen het socialisme kerk kon zijn, en uitten bovendien ook nogal wat kritiek op het materialistische Westen.”
De toename van contacten tussen West en Oost leidde uiteindelijk tot geleidelijke ondermijning van het systeem van de DDR. De republiek zag zich gedwongen haar politiek van afscherming (waarvan de in 1961 gebouwde Muur het symbool was) te versoepelen toen het Westen kredieten ging verlenen. De grenzen werden opengezet voor leningen en handelsverdragen, maar daarmee kwamen ook westerse invloeden en alternatieve geluiden het land binnen. „De pogingen van Faber en de zijnen om dubbelzijdige ontwapening na te streven en dissidenten te ondersteunen waren daarvan een voorbeeld. Dit lokte vervolgens wel tegenacties uit van de Stasi, de Oost-Duitse veiligheidsdienst.”
Dr. Jansen-de Graaf deed intensief onderzoek in de archieven van de Stasi. Verschillende hoge kerkelijke leiders in de DDR waren rekruten van de geheime dienst. De basis van de kerk in de DDR was echter anders, democratischer. En dat bleek op de synodes, die meer democratisch georganiseerd waren. „De kerk was de enige vrije ruimte binnen de DDR. Nergens mocht je op straat samenscholen of iets huren voor bijeenkomsten. De regering heeft de kerk echter nooit kunnen verbieden, omdat bij het ontstaan van de DDR 80 procent van de bevolking lid was van de Evangelisch-Lutherse Kerk. De kerk was een publieke factor. Christenen werden wel gediscrimineerd, maar de kerkgang was niet verboden. Er was geen sprake van een ondergrondse kerk. Eind jaren zeventig zie je dat grote groepen bijeenkomen in kerken en bijbelstudies en vredesgebeden organiseren. Je kunt niet zeggen dat de kerken de revolutie van 1989 hebben veroorzaakt, maar zij hebben die wel gestempeld. Ze hebben er ook voor gezorgd dat de omwenteling toch vreedzaam is verlopen. Maar de val van de Muur kwam zowel voor de kerken in het Westen als die in het Oosten volkomen onverwacht.”
De kerken in het huidige oostelijke deel van Duitsland kampen nog steeds met grote leegloop, stelt de promovenda vast. „Je kunt van de DDR zeker niet zeggen dat de onderdrukking geleid heeft tot groei van de kerk. Veertig jaar communisme heeft de kerk gehalveerd. Het verval is mede verklaarbaar door veertig jaar discriminatie en uitholling van het geloof. Veel kinderen zijn niet gedoopt en tal van bewoners zijn ook afgeknapt op het feit dat hoge kerkelijke leiders meegewerkt hebben met de Stasi.
De kerk is nu een van vele aanbieders van zingeving, naast allerlei sekten en dubieuze groeperingen. Je merkt ook dat de Nadere Reformatie aan Duitsland is voorbijgegaan. De prediking gaat vooral over sociale vraagstukken, niet over de persoonlijke geloofsbeleving. Alleen een opwekking kan de groei van de kerk nog bevorderen.”
Dr. Jansen-de Graaf wil een evenwichtig beeld van de DDR geven. „Je mag deze staat niet vergelijken met landen zoals Roemenië, Bulgarije of Rusland. Je kunt Oost-Duitsland het beste zien als een streng zomerkamp. Liquidaties kwamen in de jaren zeventig en tachtig bijna niet meer voor. Het ergste waren de 1000 doden die vielen bij ontsnappingen over de Muur. Maar als je je in de DDR aanpaste en in je eigen huis bleef, had je geen probleem. De DDR was een van de meest welvarende landen van het Oostblok. Het leven was er goedkoop, de huren laag. Fnuikend was echter de uitzichtloosheid, het feit dat je nergens heen kon en bovendien als christen geen carrière kon maken en vaak niet kon studeren.”