Schipperen in de Bernhardsluizen
Bij veel binnenvaartschippers staat hij bekend als ”sluis Tiel”. Een groot deel van hen gebruikt niet snel de naam Prins Bernhardsluizen, hoewel een kleine plaquette in de muur herinnert aan de opening door Zijne Koninklijke Hoogheid op 21 mei 1952. Het is echter allerminst zeker of Bernhard er zelf bij was, want historische bronnen spreken over een onthulling door „Hare Majesteit Koningin Juliana.”
Mist bedekt de Prins Bernhardsluizen als een droevige sluier. Verderop klinkt het geraas van auto’s op de A15, de snelweg die samen met de Betuwelijn langs het complex ligt. De westelijke sluisgang was in 1952 met 350 bij 18 meter de langste binnenvaartsluis van Europa. In 1974 kwam er een tweede sluis bij, waarvan de vier karakteristieke torens vanaf de A15 te zien zijn. Deze bredere sluisgang is vooral bedoeld voor de duwvaart van en naar Amsterdam, die bij de opening van de eerste sluis steeds meer op gang kwam.
Volgens B. van der Roest, hoofd van de dienstkring Amsterdam-Rijnkanaal van Rijkswaterstaat, wordt het ruim vijftig jaar oude complex binnenkort grondig gerenoveerd. Alle aandrijvingswerken, de elektrotechnische installaties, de hefdeuren en de bedieningsruimte krijgen een opknapbeurt.
Bij de opening van de westelijke sluis in 1952 voer het koninklijk jacht Piet Hein met daarop koningin Juliana, mogelijk prins Bernhard en hun dochters Marijke en Irene met enkele andere schepen als eerste door de sluis. Volgens vooraankondigingen in oude lokale en regionale kranten zouden ook de toenmalige minister van Verkeer en Waterstaat, H. Wemmers, en de burgemeesters van Amsterdam, Utrecht en Tiel erbij zijn geweest. Uit het programma blijkt verder dat de 10-jarige Dineke Formijne bloemen aan de vorstin mocht aanbieden.
De inmiddels 62-jarige Dineke, nu woonachtig in Amsterdam, kan zich die dag nog heel goed herinneren. Maar prins Bernhard heeft ze niet gezien. „Mijn moeder en ik stonden de auto waarmee de koninklijke familie in Tiel zou arriveren op te wachten. Ik kan me niet heugen dat Bernhard erbij was. Misschien zat hij voor in de auto en heb ik hem over het hoofd gezien. Het is ook mogelijk dat hij al op het koninklijk jacht zat.
Ik was natuurlijk helemaal gericht op koningin Juliana. Aan haar moest ik immers het boeketje bloemen aanbieden. Mijn ouders hadden me goed ingeprent wat ik moest zeggen. Wij praatten in Tiel nogal Betuws. Mijn achternaam Formijne sprak ik altijd uit als Formaine. Volgens mijn moeder had ik het keurig gedaan, maar de angst dat ik te plat zou praten leidt tot op de dag van vandaag nog altijd tot hilariteit in onze familie.”
De Prins Bernhardsluizen zijn voor binnenvaartschepen die vanaf de Amsterdamse zeehavens via het Amsterdam-Rijnkanaal zo’n 70 kilometer naar beneden afzakken het laatste obstakel op weg naar de Waal. „Als de schepen door de sluis zijn, neemt de verkeerspost Tiel de leiding over om de schepen door het kruisend verkeer naar een positie op de Waal te manoeuvreren”, zegt sluismeester K. Poog.
Vanuit zijn positie in de bedieningstoren heeft hij met zijn collega Vliek een mooi uitzicht op het complex. Computers, beeldschermen, radarschermen en radioapparatuur zijn de communicatiemiddelen waarmee contact met scheepsbemanningen kan worden gelegd.
Het binnenvaartschip ”Leendert”, varend vanuit de richting Amsterdam, meldt zich. „Sluis Tiel, kunnen wij er even doorheen fietsen? Het licht staat op groen”, klinkt het uit de marifoon. „Nee, meneer, dat kan niet”, beslist sluismeester Poog. „Je krijgt de stuurboord (rechtersluis, BM).”
Niet veel later meldt zich een schip dat vanuit IJmuiden met een lading kolen op weg is naar Duitsland. De schipper manoeuvreert zijn vaartuig voorzichtig in de 24 meter brede doorgang. De sluisdeur achter de boot zakt in het water en door de andere sluisdeur wordt water doorgelaten. Als het peil net zo hoog is als in de Waal kan het schip weer verder.
„Er passeren hier zo’n 160 schepen per dag”, vertelt sluismeester Vliek. „De meeste gaan naar Duitsland, maar de laatste jaren zien we ook steeds meer schepen uit het Oostblok. Bovendien is er sinds een aantal jaren het Rijn-Main-Donaukanaal, dat zorgt voor een rechtstreekse verbinding met de Zwarte Zee.”
Zijn collega Poog vult aan: „Gisteren nog kwam hier een heel oud spulletje uit Tsjechië voorbijdrijven. De communicatie met die gasten liep slecht. Ze spraken amper Duits en verder wat Tsjechisch. En daar kan ik geen touw aan vastknopen.”