Samen met liberalen op de barricade
Christenen moeten samen met andere Nederlanders de barricaden op ter verdediging van de rechtsstaat, onder andere door een discussie over het misbruik van grondrechten. Dat is volgens Bart Jan Spruyt
de taak van christenen, die hun naïeve welwillendheid ten opzichte van moslims snel moeten opgeven. Als ik me niet vergis, heeft de huidige staat van de Nederlandse samenleving veel christenen enigszins in verwarring gebracht. In het maatschappelijk debat zoals dat vooral na de barbaarse moord op Theo van Gogh vorm heeft gekregen, tekenen zich twee kampen af, en veel christenen weten niet welke zijde ze moeten kiezen. Aan de ene kant heb je ’de’ moslims. Aan de andere kant de liberalen die hun eigen jihad tegen die moslims hebben aangekondigd en ontketend. Bij beide groeperingen voelen christenen zich niet thuis.
Zo niet uit expliciete bewoordingen dan toch uit hun gedrag wordt ondertussen steeds duidelijker dat veel christenen de islam in deze discussie op z’n minst het voordeel van de twijfel gunnen. In navolging van koningin Beatrix (die niet met Ayaan Hirsi Ali wil worden gezien, maar wel in een Marokkaans buurthuis) en premier Balkenende (veelvuldig gesignaleerd in de omgeving van bijna of geheel afgebrande islamitische scholen) heeft ook ChristenUnie-kamerlid Arie Slob onlangs een moskee bezocht. Hij kwam er met koude voeten, maar met een warm hart vandaan, naar hij zelf zei.
En toen ik zelf onlangs in debat moest met Roel Kuiper, oud-directeur van het wetenschappelijk bureau van de ChristenUnie, viel mij op dat Kuiper de islam erg vergoelijkte en zelfs een tekst uit 1 Petrus 3 aanriep om de Nederlandse samenleving te manen tot gastvrijheid jegens moslims.
Variant
Het Reformatorisch Dagblad lijkt eenzelfde positie te hebben gekozen. In het commentaar van afgelopen woensdag luidde de conclusie dat orthodoxe christenen meer ’beducht’ moeten zijn „voor het agressieve optreden van een seculiere meerderheid (aangevuurd door mensen als Hirsi Ali) dan voor de gevaren van het islamitisch fundamentalisme.”
In orthodox-christelijk Nederland tekent zich, met andere woorden, een variant af van de houding die reformatorische christenen in de zestiende eeuw tegen de beginnende inquisitie innamen. Die inquisitie richtte zich aanvankelijk vooral tegen de joden, maar vele hervormingsgezinden begrepen dat zij daarna aan de beurt zouden zijn. ”Eerst de joden, daarna de ketters”, luidde hun leus. ”Eerst de moslims, daarna wij”, is nu de angst van veel orthodoxe christenen.
Die angst is ondertussen niet onbegrijpelijk. Er zijn recente uitspraken aanwijsbaar waarin een felle houding tegen de islam moeiteloos en geruisloos overging in een aanval op religie in het algemeen. Als de controle op moskeeën strenger wordt, en als islamitische scholen met sluiting worden bedreigd, hoe veilig zijn onze kerken en scholen dan nog, lijkt de vraag die vele christenen zich ongerust stellen. Bovendien, denk ik, bestaat er onder orthodoxe christenen een soort collectieve herinnering aan de periode van vlak na de Afscheiding, toen een liberale (!) minister van Justitie opdracht gaf de afgescheidenen te vervolgen. Je weet het dus maar nooit met die jongens en meisjes van VVD en D66.
Siert
Alhoewel de positiekeuze begrijpelijk is, geloof ik toch dat zij fout, kortzichtig en zelfs gevaarlijk is. Het argument dat het iedereen siert om in een uitzonderlijke tijd als de onze meer vanuit het algemeen belang en de algemene situatie dan vanuit eigenbelang en zelfbehoud te denken, hoewel geldig, heb ik hierbij niet eens nodig.
Over de islam kunnen we duidelijk zijn. Tot de kern van het islamitische geloof, anders dan het christelijke, behoort de overtuiging dat Allah ook wetgeving voor de inrichting van de burgerlijke samenleving heeft geopenbaard. Een scheiding van religieus en wereldlijk recht is in de islam dus niet mogelijk. Een democratisch proces -waarbij partijen debatteren en na afloop stemmen, waarna de wil van de meerderheid geldt, met inachtneming van de rechten en belangen van minderheden- is binnen de islam ondenkbaar. Over de positie van minderheden onder een islamitisch bewind hoeven we dan ook geen enkele illusie te koesteren. Maatregelen en pesterijen om niet-moslims in de armen van de islam te dwingen, behoren er tot het standaard repertoire. Met het oog op de toekomst -en de demografische ontwikkelingen die zich daarin zullen voltrekken- is het van het grootste belang op dit gevaar zeer alert te zijn.
Deken
Als enthousiast bestrijder van de islam heeft zich de afgelopen tijd vooral Ayaan Hirsi Ali ontpopt. Ook ik krijg bij haar, net als bij sommige andere liberalen, wel eens een wat ongemakkelijk gevoel (naast het respect en de sympathie die ik voor Ayaan heb). Zij wekken namelijk nogal eens de indruk dat zij via de overheid een eenvormige deken van verlichte moderniteit over het land willen uitspreiden, goedschiks of kwaadschiks. Maar we maken natuurlijk zelf wel uit of wij onder die deken willen gaan liggen of niet. En ’de Verlichting’ is op z’n minst een hoogst problematisch concept.
Dat laat echter onverlet dat ook mensen als Ayaan Hirsi Ali heel goed het onderscheid tussen islam en christelijk geloof kennen op het punt dat voor hen beslissend is. In een artikel in Trouw (27 oktober 2004) schreef Ayaan Hirsi Ali dat twee uitspraken van Jezus haar „zeer aanspreken.” Behalve de tekst over de overspelige vrouw (wier steniging Jezus voorkomt), is dat de tekst waarin Jezus zegt dat wij de keizer wat des keizers en aan God wat van God is moeten geven.
Daaruit blijkt immers dat het christelijk geloof, anders dan het islamitische, vanaf het begin de twee domeinen van kerk en staat heeft onderscheiden en uit elkaar heeft gehaald. Geen enkele moslim zal -anders dan Ayaan Hirsi Ali- die onderscheiding positief interpreteren.
De discussie waartoe christenen liberalen dus zouden moeten bewegen, is een debat waarin niet grondrechten ter discussie staan, maar het misbruik van grondrechten.
Verlies
Heel concreet, en in alle bescheidenheid, zou mijn advies daarom luiden om het initiatief te nemen voor een bepaling in de Grondwet waarin expliciet komt te staan dat wie de vrijheid van meningsuiting, van vereniging, van geloof, en van onderwijs misbruikt, deze rechten verliest. In de Duitse strijd voor een weerbare democratie speelt deze bepaling (artikel 18 van de Duitse Grondwet) een belangrijke rol.
Daar hoort ook nu, juist nu, de prioriteit van christenen te liggen: samen met goed geïnformeerde liberalen in de bres voor rechten en vrijheden, waarvan het zeer de vraag is of orthodoxe moslims die niet zullen misbruiken en voor anderen zullen laten gelden zodra zij in een positie zijn waarin zij daar over gaan.
De auteur is directeur van de Edmund Burke Stichting, het platform voor conservatieve gedachtevorming.