Steeds vaker nieuwe methodes DNA-onderzoek bij strafzaken
Het aantal strafrechtelijke onderzoeken waarin het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) nieuwe methodes in DNA-onderzoek heeft toegepast, is dit jaar verdubbeld ten opzichte van het jaar daarvoor, naar circa 200 zaken.
Dat meldt het instituut woensdag. De nieuwe methodes stellen onderzoekers onder meer in staat om op een dieper en gedetailleerder niveau sporen te onderzoeken, met een grotere kans op bruikbare resultaten. Het NFI doet jaarlijks in ruim 52.000 zaken DNA-onderzoek, waarvan er duizenden zijn aan te merken als „complex.”
„We kunnen steeds meer”, zegt Titia Sijen, hoofd van het Team Research van de divisie Biologische sporen van het NFI. „Dat maakt dat we complexe onderzoeksvragen steeds beter kunnen beantwoorden.” Het team investeert daarbij in onderzoek om de nieuwe technieken steeds sneller te maken. Goede software is daarbij essentieel.
Een van de nieuwe technieken is het zogeheten Massive Parallel Sequencing (MPS), die volgens het NFI kansen biedt in cold cases. In 2021 werd de techniek in vijftig zaken toegepast. MPS werd toegepast in het ingewikkelde onderzoek in de strafzaak tegen Amsterdammer Sjonnie W., verdacht van de moord op drie vrouwen (in 2003, 2004 en 2017). Het gerechtshof veroordeelde hem in november tot bijna 20 jaar cel en tbs met dwangverpleging.
Een andere relatief nieuwe methode is RNA-onderzoek, aan de hand waarvan forensisch specialisten kunnen vaststellen welke type cellen een spoor bevat. De afgelopen twee jaar zette het NFI de techniek in circa zeventig onderzoeken in, waarvan bijna 80 procent zedenzaken betrof. Het NFI loopt voorop met dit type onderzoek, waardoor het onderzoeksvragen uit binnen- en buitenland krijgt. RNA-typering is tot dusver al tientallen keren als bewijs meegewogen door de rechter, zegt het NFI, en de verwachting is dat dit verder zal toenemen.