Den Haag, stad van paleizen
Prins Bernhard en premier Beel zagen aan de achterkant van Paleis Noordeinde iets bijzonders gebeuren: mensen in een lange rij gaven serviesgoed aan elkaar door. Ze probeerden te redden wat er te redden viel, want het paleis stond in brand.
Op het gazon en tussen de rozenperken kwamen steeds meer siervazen, opgerolde tapijten, vitrines met staatsieportretten en vergulde wandtafels te staan. Totdat de brandweercommandant zei dat de militairen en marechaussees moesten stoppen. Net op tijd: even later kwam het monumentale stucplafond van de Grote Balzaal met donderend geraas naar beneden. Koningin Wilhelmina had intussen ook van de brand gehoord, maar ze leek het telefoontje voor kennisgeving aan te nemen. De vuurzee liet haar koud; ze had een hekel aan het paleis.
Verwoesting is zo aangericht, opknappen duurt langer: na de brand van 18 mei 1948 duurde het nogal even voordat Paleis Noordeinde weer bruikbaar was. Zijn echte functie kreeg het pas terug toen prinses Beatrix aangaf na haar inhuldiging Noordeinde weer als werkpaleis te willen gebruiken. Ze ging ook in de hofstad wonen. Er was geen reden meer om te zingen over „Den Haag met je lege paleizen”, zoals in de jaren zestig was gebeurd omdat koningin Juliana Soestdijk als haar woon- en werkpaleis had gekozen.
Koepel
Den Haag heeft nogal wat vorstelijke optrekjes. In een nieuw boek komen drie categorieën aan bod: huidige, voormalige en verdwenen paleizen. Auteur is Paul Rem, conservator van Het Loo in Apeldoorn en expert van álle koninklijke paleizen in ons land.
In woord en beeld brengt hij sprekende details onder de aandacht. Zo is aan het pand naast Paleis Noordeinde nog steeds te zien dat prins Willem-Alexander er van 1995 tot 2003 heeft gewoond: zijn monogram staat op de stoeppalen.
In de paleistuin staat de Koepel van Fagel. Achter een heel eenvoudig exterieur blijkt een rijk versierd interieur schuil te gaan. Het tuinpaviljoen werd bekend toen prins Carel Hugo en prinses Christina er stonden opgebaard.
Hugenoten
Het boek omvat meer dan de titel verraadt: ook gebouwen uit Scheveningen, Voorburg en Wassenaar komen aan de orde. Rem beschrijft hoe de grandeur van het Franse hof van Lodewijk XIV het Nederlandse hof beïnvloedde, nota bene door de verdrukking van de hugenoten: door Lodewijks optreden weken nogal wat protestanten uit naar het buitenland, en zo kwam de jonge architect Daniel Marot in de Nederlanden terecht, waar prins Willem III hem als ontwerper en decorateur in dienst nam.
Paleis Huis ten Bosch, de huidige koninklijke woning, dankt zijn bestaan aan Amalia van Solms. „Een vreemd huis met overal verborgen trapjes”, vond een latere bewoonster.
Russen
Ook minder bekende gebouwen komen aan bod, zoals het Russenhuis. Zo werd Huize Voorhout genoemd nadat prinses Wilhelmina het in 1958 het ter beschikking stelde aan Oost-Europeanen die het communistische regime waren ontvlucht en door de Stichting Oecumenische Hulp aan Kerken en Vluchtelingen naar Nederland werden gehaald.
Ook Russisch was de orthodoxe godsdienst die Anna Paulowna volgens haar huwelijkscontract mocht blijven belijden toen ze met de latere koning Willem II trouwde. Haar kapeluitrusting wordt nog steeds gebruikt in de Russisch-orthodoxe kerk in Den Haag.
Zo bevat dit fraaie boek tal van aardige details. Een paviljoen op een duintop bij Scheveningen blijkt zijn bestaan te danken aan de slapeloosheid van de echtgenote van koning Willem I: haar man dacht dat zeelucht haar goed zou doen. Of het hielp? De koningin kwam er graag, maar daarvoor noemt de auteur een andere reden: het was „ver weg van het beknellende Haagse hofleven.” Grandeur en rijkdom hadden hun schaduwrijke keerzijde.
Haagse huizen van Oranje, Paul Rem; uitg. WalburgPers; ISBN 9789462498280 232 blz.; € 34,99 (boek), € 17,99 (e-book)