Gelderland is niet bereid haar deel van het verwachte financiële tekort voor haar rekening te nemen, besloten Gedeputeerde Staten dinsdag. Volgens berekeningen valt het project door kostenstijgingen, indexatie en een hogere risicoreservering ruim 60 miljoen euro duurder uit. Gelderland zou daarvan de helft moeten dekken.

„Een extra investering is niet realistisch gezien de budgettaire problemen waar Gelderland voor staat”, zegt gedeputeerde Christianne van der Wal. „Onze financiële situatie is gewijzigd door tegenvallende rendementen op ons stamkapitaal. Dat vraagt om scherpe keuzes.”

Bovendien acht Gelderland de investering „niet meer in balans met het verwachte resultaat”. De verbreding, waarvoor Gelderland en Utrecht in 2018 samen 80 miljoen euro beschikbaar stelden, zou de fileproblemen bij de brug moeten oplossen. Het verkeer op de N233 (Veenendaal-Kesteren) via de brug loopt in de spitsuren vaak vast. Gelderland twijfelt nu ook aan „het oplossend vermogen” van de verbreding. Volgens haar ontstaan er „betrekkelijk snel” nieuwe fileknelpunten bij de brug. „Daarnaast is de brug, eigendom van het Rijk, verouderd, waardoor onverwachte risico’s op kostenstijging tijdens de realisatiefase niet uit te sluiten zijn.”

Gedeputeerde Staten van Utrecht willen het tekort voor het Utrechtse deel wel aanvullen, zo bepaalden ze eveneens dinsdag. „Daarmee voldoen we keurig aan de afspraken en tonen we ons een betrouwbare overheid”, aldus gedeputeerde Arne Schaddelee. „Er is geen alternatief. Wordt de Rijnbrug niet verbreed, dan bieden verkeersmaatregelen aan beide kanten geen oplossing voor de bereikbaarheid en daarmee ook niet voor verkeersveiligheid en leefbaarheid. Hopelijk ziet Gelderland in geplande toekomstige woningbouw (tot 2040 25.000 huizen erbij in Ede, Wageningen en omgeving, red.) aanleiding om alsnog over de brug te komen. Bereikbaarheid is daar immers randvoorwaarde voor.”