Unieke Messias
Jesaja 4:2
„Te dien dage zal des Heeren Spruit zijn tot sieraad en tot heerlijkheid, en de Vrucht der aarde tot voortreffelijkheid en tot versiering voor degenen, die het ontkomen zullen in Israël.”
Jesaja zegt dus in onze tekst: Hij zal een Vrucht der aarde zijn. En dat Hij nu „des Heeren Spruit” is, daarin liggen de twee naturen van de Messias verklaard: naar Zijn Godheid ‘des Heeren Spruit” en naar Zijn mensheid „de Vrucht der aarde.”
Hij zou de Immanuël zijn, de God met ons. Als een Kind zou Hij geboren en als een Zoon gegeven worden. De Spruit die voor David verwekt zou worden, zou ook de Jehovah onze Gerechtigheid zijn. Zo is het ook geschied. Het was het Woord dat God vlees geworden is. Hij was uit de vaderen, zoveel het vlees aangaat, maar God te prijzen in der eeuwigheid. Hij was God, Die geopenbaard is in het vlees. Zo woonde in Hem de volheid der Godheid lichamelijk.
Ziet daar dan, onze Messias, God en Mens! Als des Heeren Spruit is Hij de vrucht der aarde en als de vrucht der aarde is Hij des Heeren Spruit niet. Beide zijn wel onderscheiden naturen doch niet afgescheiden, want ze zijn verenigd in één Persoon, tot een enige Messias.
Nu zouden wij (daarom) moeten overgaan om te overwegen wat van de Messias over die beide naturen wordt voorzegd, namelijk dat Hij zou zijn tot sieraad en tot heerlijkheid, tot voortreffelijkheid en versiering degenen die het ontkomen zullen in Israël. Daarin ligt veel stof tot overdenking.
Abraham Hellenbroek, predikant te Rotterdam
(”De evangelische Jesaja”, 1710)