Belang agrarische sector voor economie neemt af
Het aandeel van de Nederlandse landbouw in de nationale economie loopt gestaag terug. De prijzen van agrarische producten staan onder druk en de laatste tijd neemt ook het volume af.
Dat zei de Wageningse landbouweconoom Petra Berkhout maandag tijdens de presentatie van de inkomensraming 2021 van onderzoeksinstituut Wageningen Economic Research en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
De landbouwproductie neemt volgens Berkhout af als gevolg van de stikstofproblematiek, maatregelen om de klimaatverandering tegen te gaan, de druk op de ruimte in Nederland en de maatschappelijke discussie over de rol van de landbouw.
Tegelijk nemen de eisen aan agrarische producten toe. Berkhout wijst in dit verband onder meer op de hervorming van het Europees landbouwbeleid. Dat werd onlangs goedgekeurd door het Europees Parlement en de lidstaten. Vanaf 2023 is de verdeling van landbouwsubsidies voor 20 en later 25 procent afhankelijk van de mate waarin boeren dier-, klimaat- en milieuvriendelijk werken.
Was de primaire landbouw –de productie door boeren en tuinders– in de jaren 90 nog goed voor een kleine 3 procent van het bruto binnenlands product (bbp), inmiddels is dat meer dan gehalveerd tot 1,3 procent in 2021. Nederland neemt daarmee in de Europese Unie een middenpositie in. In Oost-Europa is de landbouw belangrijker voor de economie, maar in Duitsland en België is de bijdrage duidelijk lager met 0,6 procent van het bbp.
Volgens Berkhout blijft er toekomst voor boeren en tuinders in Nederland. Zij wijst op het vakmanschap en op de bijdrage die zij leveren aan publieke doelen als beheer van natuur en landschap, waterbeheer en het behoud van de open ruimte. „Landbouw is meer dan voedselproductie.”
Intussen blijft de handel in land- en tuinbouwproducten belangrijk voor Nederland, zei Berkhout. Cor Pierik, landbouwspecialist bij het CBS, zei in dit verband dat het totale agrocomplex –de primaire landbouw plus toeleverende bedrijven en handel en verwerking– goed is voor ruim 7 procent van het Nederlandse bbp. „Wat werkgelegenheid betreft is dat aandeel nog iets hoger: 8 procent.”
Pierik legde de vinger bij de ontwikkeling van de koopkracht van boeren en tuinders. Die blijft duidelijk achter bij die van alle Nederlanders samen. „De kosten stijgen al geruime tijd harder dan de inkomsten. De laatste jaren staan de marges zelfs extra onder druk.”
De inkomsten van de landbouwsector zijn in 2021 met 1 procent gestegen ten opzichte van 2020, maar vorig jaar waren ze met bijna 5 procent gedaald. Van herstel is dus nauwelijks sprake, constateert het CBS. Als de inkomstenontwikkeling wordt gecorrigeerd voor inflatie (2,6 procent in 2021) en rekening wordt gehouden met de groei van het arbeidsvolume (1,3 procent), daalden de (reële) landbouwinkomsten in 2021 zelfs met 2,6 procent.