Ed van Thijn maakte vooral naam als burgemeester van Amsterdam
De afgelopen weekend op 87-jarige leeftijd overleden Ed van Thijn was een grootheid in de PvdA. Hij kwam tot bloei als burgemeester van Amsterdam.
Bespiegelingen over zijn oorlogsherinneringen waren lange tijd niet aan hem besteed, onthulde Van Thijn in 2004 in een vraaggesprek met het Reformatorisch Dagblad. Maar toen hij uit de actieve politieke trad en de ban eenmaal was gebroken ging het hard. Boek na boek, het ene nog aangrijpender dan het andere, vloeide uit zijn pen.
Als politicus in ruste vond Van Thijn, enig kind van een welvarende, Joodse handelaar in damestextiel, ook eindelijk gelegenheid zich in zijn roots te verdiepen. Het bestuderen van de torah riep voornamelijk vragen bij hem op, zo zei hij in hetzelfde interview. „Israël betekent: worstelen met God. En dat doe ik.”
De politieke carrière die Van Thijn doorliep, laat zien hoe grillig de politiek kan zijn. Vanaf 1962 raadslid in Amsterdam, later Tweede Kamerlid, fractievoorzitter, twee keer kortstondig minister van Binnenlandse Zaken en senator.
Als Kamerlid was Van Thijn progressief en pleitte hij voor democratische vernieuwingen. Hij loodste een initiatiefwet door beide Kamers, die de kiesgerechtigde leeftijd verlaagde van 21 naar 18 jaar.
Als voorzitter van de Tweede Kamerfractie ontpopte Van Thijn zich als partijstrateeg. De PvdA, van 1971 tot 1981 de grootste partij van het land, moest in zijn ogen de toon zetten, radicale hervormingsvoorstellen lanceren en VVD en CDA al voor de verkiezingen dwingen tot een keus. Tijdens de roemruchte formatie van 1977 overspeelde de PvdA, mede door Van Thijns toedoen, echter haar hand. De partij belandde voor twaalf jaar in de oppositie, even afgezien van het kortstondige kabinetje-Van Agt II waarin Van Thijn minister van Binnenlandse Zaken was.
In die rol keerde hij pas weer terug in de nadagen van het CDA/PvdA-kabinet Lubbers III (1989-1994). Ook als interim-minister haalde hij de eindstreep echter niet. Een onderzoekscommissie onder leiding van PvdA-burgemeester Wierenga oordeelde dat Van Thijn als politiekorpsbeheerder in 1993 grote fouten had gemaakt bij het ontbinden van het IRT Noord-Holland/Utrecht; een in drugshandel gespecialiseerd rechercheteam.
Tussen die twee geflopte ministerschappen in beleefde Van Thijn het hoogtepunt van zijn loopbaan als burgemeester van Amsterdam. Eind 1984 maakte hij naam door zich zonder politiebescherming in een menigte rellende krakers te begeven. De dood van kraker Hans Kok, die overleed in een politiecel, zorgde er een jaar later voor dat Van Thijn in het holst van de nacht zijn ambtswoning uit moest vanwege een dreigende bomaanslag.
Als senator had Van Thijn in 2005 de hand in het aftreden van D66-minister De Graaff, nu vice-president van de Raad van State. Een wet die de invoering van de gekozen burgemeester mogelijk moest maken werd door hem getorpedeerd.
In 2012, toen de senaat moest beslissen over het wel of niet verbieden van de onbedwelmde, rituele slacht –een wet van de Partij voor de Dieren– drukte hij als politicus in ruste PvdA-senator en volkenrecht deskundige Nico Schrijver met succes op het hart het beschermen van religieuze minderheden te laten prevaleren boven het voorkomen van dierenleed.
In diezelfde tijd fulmineerde hij tegen het voornemen van Rutte II om het illegaal in Nederland verblijven strafbaar te stellen. „Voor mij geldt de basis van de Joodse ethiek, die regel uit de Thora: Eens waren wij slaven. Door die herinnering, dat besef, ben ik gemotiveerd om anderen nóóit hetzelfde te laten ondergaan”, zette hij uiteen. Onder druk van de PvdA kwam de strafbaarstelling er niet.
Lees ook dit interview met Van Thijn uit 2004.