Gelijk alle mensen
Lukas 1:42
„En riep uit met grote stem, en zei: Gezegend zijt gij onder de vrouwen, en gezegend is de Vrucht van uw buik!”
De eerste mens kreeg de naam Adam, dat is: ”rode aarde”. Men kon tot hem zeggen: Gij zijt stof.
Wanneer nu iemand uit zo’n mens, die aarde is, voortkomt, die kan men een vrucht der aarde noemen. David zegt van zijn ontvangenis uit het lichaam van zijn moeder: „Ik ben als een borduursel gewrocht in de nederste delen der aarde” (Psalm 139:15).
Dat de kinderen de vrucht van de moeder genoemd worden, is een bekende taal. Zoals het zaad –in de aarde geworpen– uitgroeit tot een vrucht van de aarde, zo is het ook met de kinderen in het lichaam van de moeder, die als een vrucht van de buik geboren worden. Waar nu de moeder in haar oorsprong aarde is en de kinderen een vrucht zijn, zo zijn zij zonder meer een vrucht der aarde.
Hieruit moge duidelijk blijken dat in deze zin de Messias naar Zijn mensheid een vrucht der aarde is. Immers was Zijn moeder Maria, gelijk alle mensen, uit de aarde aards. Hij, de Vrucht uit de buik van Maria (Lukas 1:42), was ook een ”Vrucht der aarde”. Niet in die zin dat Hij maar door Maria doorgegaan is en Zijn vlees uit de hemel meegebracht heeft, of dat Hij maar in haar en niet uit haar vlees en bloed zou zijn voortgekomen. Neen, dan zou Hij aarde zijn, maar geen vrucht der aarde.
Abraham Hellenbroek predikant te Rotterdam
(”De evangelische Jesaja”, 1710)