Heimwee naar samen om de tafel zitten
In een kringetje om een tafel zitten hoeft niet per definitie prettig te zijn. Maar ontberen doet waarderen.
Toen bijeenkomen in grotere groepen in coronatijd taboe verklaard werd, schoot de heimwee naar een ouderwetse verjaardag opeens wortel. Zonder afstand te houden de hoofden bij elkaar steken: gezellig.
Op zoek naar iets heel anders stuitte ik in de kelderkast op een huishoudelijk attribuut dat sinds vorig jaar februari niet meer is gebruikt: een springvorm met een doorsnede van bijna 30 centimeter. Ideaal voor het bakken van een extra grote appeltaart, ideaal voor verjaardagen oude stijl, waarbij het op voorhand nooit zo duidelijk was hoeveel gasten er op zouden komen dagen. Liep het storm, dan maakte je gewoon de puntjes wat kleiner.
Die grote taartvorm riep in eerste instantie vooral rooskleurige en nostalgische beelden op. Een huis vol visite. Familieleden en vrienden die naar believen binnen komen vallen en door elkaar krioelen. De koelkast vol spullen, het aanrecht vol vaat, de voortuin vol fietsen, een luid gekakel in de woonkamer. Ach ja, zo deden we dat.
Maar dat romantisch ingekleurde plaatje heeft ook een keerzijde. Want die drukke feestjes waren natuurlijk niet alleen maar leuk. Als gastvrouw of -heer heb je er zelf niet veel aan. Je loopt met potten koffie en schalen hapjes heen en weer en tegen de tijd dat je erbij gaat zitten vertrekken de eerste gasten alweer. Als je niet zo’n gezelschapsdier bent is het vooruitzicht om een avond in een kring met matig bekenden door te moeten brengen niet per se aantrekkelijk. Te veel mensen, te veel lawaai, te veel onrust. Voor mensen die graag een goed gesprek voeren is zo’n feestje ook geen onverdeeld genoegen: wel veel woorden, maar meestal weinig diepgang.
Vooral in de beginfase van de coronamaatregelen hoorde je van verschillende kanten dit soort kanttekeningen bij de traditionele verjaardag, misschien ook om de bittere pil wat te vergulden. Er zat immers weinig anders op dan feestjes uit te stellen of over te slaan, dus dan moet je er maar het beste van maken. Bijvoorbeeld door te focussen op de voordelen van de nieuwe situatie, in contrast met de nadelen van wat we gewend waren.
Eettafel vol
Het vreemde is dat je het ook wel ontwend lijkt te raken: in een groter gezelschap verkeren. Toen we deze zomer, toen de pandemie even op z’n retour leek, op een avond een eettafel vol gasten hadden voelde dat –toen, maar eigenlijk nu nog steeds– als een hoogtepunt van het jaar. Niet omdat de maaltijd zo bijzonder was, niet omdat het gesprek zo diep ging, maar gewoon omdat het er zo geanimeerd aan toe ging en we blij waren om weer eens bij elkaar te zijn.
Een gemengd gezelschap voor het eten uitnodigen is een totaal andere ervaring dan drie keer per dag aan tafel zitten met louter huisgenoten, in de tijd van thuiswerken en avondklok. Als je de deur niet uitkomt en verder niemand ontmoet, zijn er op een gegeven moment nu eenmaal weinig onderwerpen meer te bespreken.
Sociaal web
Nu in een grote kring om tafel zitten al zo’n lange tijd, en weer opnieuw, niet vanzelfsprekend is, begin je ook de gevolgen daarvan te merken. Het lijkt wel alsof er gaten vallen in het web van sociale relaties waarin we als samenleving en individuen functioneren. Meeleven met mensen die dicht bij je staan (naaste familie, goede vrienden): dat lukt vaak wel en daar ben je in ieder geval op gespitst. Maar wat gebeurt er met de contacten die niet in die categorie vallen? En die toch ook van betekenis zijn?
Ik denk aan mensen met wie je normaal gesproken zelden of nooit een-op-een afspreekt, maar met wie je toch een band hebt en met wie je een stukje van je leven deelt. Omdat ze tot de wat bredere familiekring behoren. Of omdat je ze met een zekere regelmaat tegenkomt op een verjaardag, een kring van de kerk, een vereniging of koor. Nu allerlei terloopse ontmoetingsmomenten al zoveel maanden op rantsoen staan, begin je daar het effect van te zien. Je raakt losser van elkaar als je elkaar niet meer regelmatig treft. Je vervreemdt ook van elkaar. Mensen kunnen zo zelfs onbedoeld in de vergetelheid terechtkomen. Tot je je om een of andere reden op een dag denkt: hoe zou het met die of die zijn? Lang niet gezien, lang niets van gehoord.
Als je iemand uit die bredere kring van contacten onverwacht tegenkomt, bijvoorbeeld op het kerkplein of in de supermarkt, realiseer je je soms dat je niet weet wat er in de tussentijd allemaal is gepasseerd. De draad weer oppakken kan daardoor best wat ongemakkelijk zijn. Bijvoorbeeld als je geen idee hebt waar iemand staat als het over vaccinaties gaat – omdat dat eerder nooit een thema was en het inmiddels een beladen onderwerp is. Of omdat je niet weet of iemands zieke vader of moeder nog leeft of inmiddels is overleden.
Verwateren
Een vraag die zich opdringt is of er wat aan het verwateren van deze contacten te doen is. Of je dat moet willen, en: of dat haalbaar is. Een-op-een afspreken (of bellen, of appen) met vage kennissen is een optie. Maar daar moet je dan wel tijd en energie voor hebben. Hoe groot iemands hart ook is: er zijn grenzen. Je kunt niet met iedereen frequent contact onderhouden.
Volgens Robin Dunbar, een Britse wetenschapper die veel over vriendschappen heeft gepubliceerd, is een mens in staat om met zo’n 150 personen een relatie te onderhouden, inclusief familieleden. De intensiteit van die contacten verschilt. Uit onderzoek concludeert Dunbar dat een mens gemiddeld vijf intieme en tien goede vrienden heeft. Daarnaast zijn er nog zo’n 35 kennissen, die je bijvoorbeeld uitnodigt voor een verjaardag of een barbecue. Verder hebben mensen dan nog zo’n honderd contacten: mensen met wie de band wat minder nauw is, maar die je wel uitnodigt voor een bruiloft of een begrafenis. Dunbars stelling: hoe hechter een relatie is, hoe meer tijd je eraan wilt en kunt besteden. Maar het omgekeerde geldt dus ook. Vagere contacten zijn vager omdat het aan tijd ontbreekt om de banden aan te halen en het contact bij te houden.
Afgepast
Het bijzondere van contacten in coronatijd is –was, schreef ik eerst, maar helaas ligt de periode zonder beperkingen alweer weken achter ons– dat het er allemaal zo afgepast aan toe gaat. Er waren tijden dat je per dag maar één gast mocht ontvangen. Daar valt best iets positiefs over te zeggen, bijvoorbeeld dat je dan alle tijd voor elkaar hebt. Maar een gesprek met één gast is toch echt iets anders dan een gedachtewisseling in een wat meer gevarieerd gezelschap. In het laatste geval zal het verloop van het discours bijvoorbeeld vaak verrassender zijn. De een zegt dit, een ander haakt daarbij aan, nummer drie heeft er weer zijn eigen associaties bij. Het gaat misschien van de hak op de tak, maar voorspelbaar is het niet.
Op dit moment is het dringende advies om per dag niet meer dan vier mensen te ontvangen. Oké, zou je kunnen denken, dat is in ieder geval meer dan één. En vier gasten: dat kun je best een gezelschap noemen. Maar toch zal een verjaardag onder deze omstandigheden veelal anders van karakter zijn dan een paar jaar geleden. Bijvoorbeeld omdat de jarige het bezoek spreidt: op de ene dag een aantal familieleden en op de volgende een paar vrienden. Het is dan eerder een select dan een gemengd gezelschap. Niets mis mee, natuurlijk. Maar die door de omstandigheden beïnvloede vorm heeft wel als gevolg dat die beide kringen mensen elkaar niet meer treffen. En dat is toch ook wel jammer.
Niet zoenen
Ook het advies om anderhalve meter afstand te houden maakt contacten al bijna twee jaar wat eigenaardig. Handen geven (of zoenen) is er niet bij. Met elkaar aanraken doen we zuinig aan, ook als je met iemand in gesprek bent. Dat maakt het contact op een bepaalde manier nogal steriel. Stel dat iemand iets verdrietigs vertelt, en je normaal gesproken misschien als reactie je hand op iemands schouder of arm zou leggen omdat je niet goed weet wat je moet zeggen: wat doe je dan nu? Knikken? Glimlachen?
Sowieso is over persoonlijke dingen praten terwijl je ver bij elkaar vandaan zit misschien wel lastiger. Fysieke afstand zorgt ook voor gevoelsmatige afstand. Als je iemand niet kent, bijvoorbeeld bij een sollicitatiegesprek, is het prima om minstens anderhalve meter afstand te houden. Naast een wildvreemde zitten in de trein is niet per se prettig. Maar met mensen op wie je gesteld bent ligt dat anders: daar wil je graag wat dichter bij zitten. Als je dat doet, bijvoorbeeld aan een klein tafeltje op een terras, hoef je ook niet zo hard te praten. Dat past beter bij vertrouwelijke onderwerpen dan spreken met stemverheffing, omdat je iemand aan de andere kant van de kamer iets wilt vertellen.