Tweede Kamer gaat akkoord met koop De Vaandeldrager van Rembrandt
De Tweede Kamer gaat ermee akkoord dat het kabinet 150 miljoen euro uittrekt voor de koop van een schilderij van Rembrandt. Voordat de aankoop van De Vaandeldrager definitief is, moet ook de Eerste Kamer instemmen.
De aanschaf van het werk is omstreden, omdat de cultuursector zwaar lijdt onder de coronamaatregelen. De linkse oppositie wilde dat het kabinet ook daar 150 miljoen euro voor zou vrijmaken. Maar een voorstel daartoe van GroenLinks, SP, PvdA, PvdD, BIJ1, Volt, BBB en fractie Den Haan haalde het niet. Ook demissionair minister Ingrid van Engelshoven (Cultuur) erkende dat de timing van de koop „buitengewoon ongelukkig” is.
Als de koop definitief is, wil het kabinet dat De Vaandeldrager een tour maakt langs de twaalf provincies. Hoe deze tour er precies uit gaat zien, maakt de regering later bekend.
De familie Rothschild heeft het doek in 2018 te koop aangeboden. De familie en het kabinet hebben al afgesproken tot de deal over te willen gaan. Eerder wilde Frankrijk nog aanspraak maken op het werk en bestempelde het als „nationale schat”. Daardoor had de Franse overheid dertig maanden de tijd om De Vaandeldrager al dan niet te kopen.
Het is niet voor het eerst dat de staat kunst koopt. Zo kocht het in 1998 de Victory Boogie Woogie van Piet Mondriaan voor 80 miljoen gulden. In 2015 kocht het Rijk de door Rembrandt geschilderde huwelijksportretten van Maerten Soolmans en Oopjen Coppit. Nederland kocht de werken gezamenlijk met Frankrijk. Beide landen legden daar 80 miljoen euro voor neer. De doeken mogen alleen in het Franse Louvre of het Nederlandse Rijksmuseum hangen.