De Messias
Jesaja 11:10
„Want het zal geschieden te dien dage, dat de heidenen naar de Wortel van Isaï, die staan zal tot een banier der volken, zullen vragen.”
„Te dien dage”, dat wil zeggen: nadat de Heere al die oordelen over het Joodse volk zou volvoerd hebben en het gebracht had tot een staat van het uiterste verval. Na die tijd zou het geschieden.
Als we dan de belofte zelf bezien, die geheel evangelisch is, dan blijkt daaruit duidelijk, dat hier de dag van het Nieuwe Testament bedoeld wordt. „Te dien dage zal des Heeren Spruit zijn.”
Zo wordt de tijd van het Nieuwe Testament wel meer aangeduid: luister maar eens naar Jesaja 11:10: „Want het zal geschieden te dien dage, dat de heidenen naar de Wortel van Isaï, die staan zal tot een banier der volken, zullen vragen.”
Wat zou er „te dien dage” zijn? „Des Heeren Spruit en de Vrucht der aarde.” De uitleggers zijn het er niet allen over eens wat hieronder verstaan moet worden. Zij menen dat hier letterlijk van een spruit, van een aardvrucht gesproken wordt, van een vruchtbaar gewas dat de Heere zegenen zou. Bovendien wordt hier maar van één Spruit, in het enkelvoud gesproken. Om de geestelijke zin van deze belofte niet te radbraken, zal men dit alles tot de tijd van het Nieuwe Testament moeten terugbrengen. Door „des Heeren Spruit” en door „de Vrucht der aarde”, moet hier niemand anders verstaan worden dan de Messias. Hierover zijn de meeste uitleggers het met ons eens, zelfs Joodse rabbijnen!
Abraham Hellenbroek, predikant te Rotterdam
(”De evangelische Jesaja”, 1710)